Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0506/GA, 30 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/506/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.R. Rommy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat negen uur van klagers regimair verlof van 29 oktober 2016 is ingetrokken en hem niet, met terugwerkende kracht, incidenteel verlof voor die uren is verleend.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 6 oktober 2016 een afspraak gehad bij de Arbodienst voor een keuring en daarnaast heeft hij op die dag
bankzaken geregeld in verband met zijn naderende vrijlating. Door medewerkers van de inrichting is tegen klager gezegd dat het verlof voor de afspraken op 6 oktober 2016 in eerste instantie van klagers weekendverlof zou worden afgetrokken, maar dat
klager met terugwerkende kracht incidenteel verlof kon krijgen voor deze uren. De directeur heeft dit echter geweigerd omdat klager binnen een maand na het verzoek regimair verlof zou hebben. Klager acht dit onredelijk nu zowel de afspraak met de
Arbodienst als de afspraak met de bank niet in het weekend kon plaatsvinden. Ook is klager van mening dat de ratio achter een weekendverlof is dat een gedetineerde zich moet kunnen voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij. Klager verstaat dit
zo
dat hij tijdens regimair verlof in het bijzijn van zijn familie en vrienden kan wennen aan het leven buiten detentie. Een bezoek aan de Arbodienst en bank valt niet binnen de invulling van het regimair verlof zoals dat bedoeld is. Voorts is klager van
mening dat door het personeel van de inrichting het vertrouwen is gewekt dat het mogelijk was incidenteel verlof aan te vragen. Klager vindt het kwalijk dat hij op het verkeerde been is gezet. Klager stelt voorts dat de formulering van art 21, derde
lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) betekent dat het om een cumulatieve voorwaarde gaat, in die zin dat nu het bezoek aan de Arbodienst niet in het kader van het regime gebonden verlof kon worden afgelegd, niet is
voldaan aan de voorwaarde genoemd in dat artikel om geen incidenteel verlof te verlenen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 19, tweede lid, van de Regeling vindt het regime gebonden verlof plaats volgens een door de directeur, na overleg met de gedetineerde, opgesteld verlofschema in het weekend of gedurende een periode waartoe een algemeen erkende
feestdag behoort. De directeur kan in uitzonderlijke omstandigheden anders bepalen.

Op grond van artikel 21, derde lid, van de Regeling wordt incidenteel verlof niet verleend indien de gedetineerde binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of regime gebonden verlof én het beoogde bezoek in
dat kader kan worden afgelegd.

Niet in geschil is dat klager binnen een maand in aanmerking kwam voor regimair verlof in een weekend. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur te kennen gegeven dat vooraf met klager is besproken dat de door klager, zonder overleg, op een
werkdag ingeplande afspraken met de bank en de Arbodienst konden doorgaan door een aantal van deze weekendverlofuren te verschuiven. Nu deze afspraken aldus in het kader van regime gebonden verlof hebben plaatsgevonden, is de beroepscommissie van
oordeel dat de beslissing van de directeur om deze uren af te trekken van klagers regimair weekendverlof en klager niet met terugwerkende kracht incidenteel verlof voor die uren te verlenen,
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven