Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0079/TA, 30 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/79/TA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.N.W. van Dam-Ouwens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 januari 2017 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, locatie Zeeland, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om klagers begeleid netwerkverlof dat gepland stond op 14 november 2016 niet door te laten gaan (PZ 2016/031).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De bestreden beslissing houdt een beperking in van klagers recht op family life met zijn ouders. Er is derhalve sprake van een beslissing ingevolge
artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, zodat klager in zijn beklag moet worden ontvangen. Uit de stukken blijkt niet dat het onverantwoord was om klager op netwerkverlof te laten gaan. Er was geen sprake van gevaar. Uit de wettelijke aantekeningen blijkt
juist dat klager nauwelijks betrokken is geweest bij incidenten. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat klager niet zou voldoen aan de verlofvoorwaarden. Het enige dat is gebeurd, is dat klager een consumptiebon aan zijn toenmalige vriendin heeft
gegeven. Dit is als incident bestempeld, hetgeen een disproportionele reactie is. De bestreden beslissing betreft in feite een sanctie voor voornoemd incident.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep gepersisteerd bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie en nogmaals benadrukt dat geen sprake is geweest van een disciplinaire straf.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 56, tweede lid onder a, Bvt kan een verpleegde beklag doen over een beslissing door het hoofd van de inrichting tot intrekking van verlof, indien het verlof op het moment dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten periode van meer
dan een week heeft geduurd. Niet in geschil is dat klagers begeleid (netwerk)verlof op het moment dat het werd ingetrokken geen aaneengesloten periode van een week had geduurd. Derhalve is geen sprake van een beslissing waartegen op grond van artikel
56, tweede lid onder a, Bvt beklag openstaat.

In beroep is namens klager aangevoerd dat de bestreden beslissing een beperking inhoudt van een klager toekomend geschreven recht en derhalve op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt vatbaar voor beklag is. Blijkens vaste jurisprudentie van de
beroepscommissie, waaronder RSJ 18 december 2015, 15/2971/TA, kan een verpleegde aan de Bvt noch aan een andere wettelijke regeling noch aan een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag het recht op (begeleid netwerk)verlof
ontlenen. Meer in het bijzonder kan een verpleegde aan artikel 8 EVRM, waarin het recht op family life is vervat, niet het recht ontlenen op (begeleid netwerk)verlof. Dit betekent dat de bestreden beslissing niet kan worden aangemerkt als een
beslissing
door het hoofd van de inrichting als bedoeld in artikel 56, eerste lid onder e, Bvt.

Gezien het vorenstaande kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven