Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4211/JA, 31 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4211/JA

betreft: [klager] datum: 31 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2016 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1999], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2017, gehouden in rechtbank te Utrecht, zijn namens de voormelde directeur [...], jurist, en [...], manager primair proces, gehoord.
Klagers raadsman mr. K.H.T. van Gijssel was verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding, welk verzoek is afgewezen. Klager heeft op 7 maart 2017 een verklaring getekend waarbij hij afstand van horen heeft gedaan. Van hetgeen
de
directeur ter zitting heeft verklaard is verslag opgemaakt dat voor reactie aan klager en zijn raadsman is gezonden. De reactie van klagers raadsman van 20 maart 2017 is ter kennisneming doorgezonden aan de directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het nalaten onderwijs en studiemateriaal ter beschikking te stellen tijdens de correctieplaatsing in j.j.i. Juvaid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Jeugdigen kunnen in de examenperiode examens op school en op de groep voorbereiden. De inrichting is niet tekortgeschoten in haar zorgplicht zoals wordt gesteld en heeft de situatie niet op haar beloop gelaten tijdens klagers correctieplaatsing in
Juvaid. Van iets kleins is iets heel groots gemaakt. Klager meende dat hij studieboeken nodig had om het af te leggen examen maatschappijleer goed te kunnen voorbereiden. Er is contact gezocht met de groep en de school, maar er bleken in de inrichting
geen studieboeken aanwezig die klager daarvoor nodig had. Gebleken is dat er geen studiemateriaal nodig was en dat klager geen schrijfopdracht moest inleveren voor het kunnen afleggen van het examen, zodat de inrichting ten onrechte op haar zorgplicht
is aangesproken door de beklagcommissie.
De beklagcommissie legt bovendien de gehele verantwoordelijkheid bij de inrichting zonder in te gaan op de eigen verantwoordelijkheid van klager. Op de dag vóór de correctieplaatsing heeft de gedragswetenschapper klager gehoord en meegedeeld dat klager
alle spullen die hij nodig had, waaronder schoolspullen, moest meenemen naar Juvaid. Klager verbleef al langere tijd op de langverblijfgroep en de ervaring was dat hij in staat was om spullen in te pakken die hij gedurende zijn correctieplaatsing in
Juvaid nodig zou hebben. In de periode dat klagers advocaat had gemeld dat klager geen studiespullen had meegenomen naar Juvaid heeft de inrichting het nodige gedaan, maar er geen zicht op gekregen welke boeken klager bedoelde. Uit de stukken blijkt
ook
in het geheel niet welke boeken klager nodig gehad zou moeten hebben. Het is jammer dat klager niet ter zitting aanwezig is omdat hij dit wellicht had kunnen toelichten. Op de dag van het examen bleek het uiteindelijk te gaan om een half A4-tje met
aantekeningen van klager dat op zijn kamer lag. Dat is aan hem gegeven en klager heeft deze aantekeningen voor het afleggen van het examen kunnen doornemen. Klager heeft geen schade geleden. Hij heeft het examen met goed gevolg afgelegd.

Namens klagers is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft meegedeeld welke spullen hij nodig had. Hij betwist dat hij vanuit Juvaid zelf contact had moeten opnemen met Teylingereind. In elk geval had men, toen klager niet terugbelde, nogmaals contact met hem moeten zoeken. Het had in de rede
gelegen dat de inrichting de noodzaak had nagegaan omdat onduidelijk was over welke spullen klager wenste te beschikken. Klager heeft altijd in de veronderstelling verkeerd studieboeken nodig te hebben. De omvang daarvan is niet van belang omdat dit
nooit bij hem is nagevraagd. Feit blijft dat klager, ondanks de inspanningen van zijn voormalige advocaat, niet de beschikking heeft gehad over het door hem gewenste studiemateriaal. Daarom is de inrichting tekort geschoten in haar zorgplicht jegens
klager. Daaraan doet niet af dat klager het examen maatschappijleer met succes heeft afgerond. Klager heeft wel een onvoldoende voor het vak Nederlands gehaald. Het schenden van de zorgplicht jegens klager kan niet achteraf hersteld worden door te
stellen dat klager met succes het examen heeft afgerond.

3. De beoordeling
Niet in geding is dat de zorgplicht van de directeur voor de beschikbaarheid van onderwijs ook de zorg voor het beschikbaar stellen van benodigde studiematerialen omvat. In principe geldt deze zorgplicht ook wanneer een jeugdige met een
correctieplaatsing buiten de inrichting verblijft. Anders dan de beklagcommissie, is de beroepscommissie van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de inrichting tekort is geschoten in deze zorgplicht jegens klager. Van klager had ook enig initiatief
mogen worden verwacht om de inrichting in staat te stellen aan haar zorgplicht te voldoen door tijdig aan te geven welke studieboeken hij naar zijn mening ter voorbereiding van zijn examen nodig had. Nadat de voormalige advocaat van klager om
toezending
van studieboeken had gevraagd, heeft de inrichting op de groep en de school navraag gedaan naar studiemateriaal van klager, dat er niet bleek te zijn. Klager heeft gesteld dat hij in de veronderstelling was dat hij studieboeken nodig had, maar heeft
noch zijn voormalige advocaat - die de inrichting heeft benaderd met de vraag om toezending van studieboeken naar klager - noch zelf de inrichting gemeld om welke boeken het dan volgens hem ging en waar deze boeken zich bevonden. In de beklag- en de
beroepsprocedure is door klager enkel gesteld dat en niet gemeld welke studieboeken hij nodig zou hebben gehad, terwijl de inrichting juist heeft verklaard dat was gebleken dat klager geen studieboeken nodig had en verder alleen een half A4-tje met
aantekeningen op klagers kamer is aangetroffen dat aan hem is overhandigd en waarvan klager voor het afleggen van het examen kennis heeft kunnen nemen. Blijkens de stukken ging het om het examen maatschappijleer. Aan de eerst namens klagers huidige
raadsman, in de reactie op het verslag van horen van de directeur, naar voren gebrachte stelling dat het kennelijk ook ging om het vak Nederlands kan in het beroep van de inrichting voorbij worden gegaan, nu dit niet eerder in de beklagprocedure aan
de orde is geweest.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven