Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4246/SGA, 29 december 2016, schorsing
Uitspraakdatum:29-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/4246/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 29 december 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 28 december 2016, inhoudende dat verzoeker wordt verplaatst naar een
andere werkzaal waar hij (op proef) voor halve dagen arbeid zal verrichten, terwijl verzoeker in de periode daarvóór hele dagen werkzaam was.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 december 2016 alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond inhoudende onder meer dat het schorsingsverzoek als
klacht zal worden aangemerkt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur is het volgende gebleken.
Binnen de locatie Roermond is de verplichte arbeid gesteld op 20 uur verdeeld over vijf dagen van vier uur per week. Er zijn echter ook enkele gedetineerden, onder wie verzoeker, die hele dagen werken. Er wordt echter wel duidelijk verteld dat dit geen
recht maar een gunst is, en dat een gedetineerde te allen tijde weer terug gezet kan worden naar het verplichte minimale 20 uur arbeid, zijnde 5 halve dagen. De redenen hiervoor kunnen variëren van een rapport tot het feit dat er te veel gedetineerden
zijn waardoor geen gebruik meer gemaakt hoeft te worden van hele dagen werkers.
Verzoeker heeft (door de directeur onweersproken) gesteld dat hij al twee jaar naar volle tevredenheid hele dagen werkt. Als hij halve dagen gaat werken heeft dat voor hem duidelijk merkbare financiële consequenties. Hij gaat dan van € 45 naar € 15.
De directeur heeft geen redenen genoemd voor zijn beslissing om verzoeker in plaats van hele dagen – zoals hij de afgelopen twee jaar heeft gewerkt - nog maar halve dagen te laten werken, ondanks het feit dat die verandering voor verzoeker duidelijk
merkbare financiële consequenties heeft. De enkele omstandigheid dat er geen recht bestaat op hele dagen werken, betekent niet dat er naar willekeur kan worden gehandeld.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dient de beslissing van de directeur bij afweging van de in aanmerking komende belangen, zodanig onredelijk of onbillijk te worden geacht dat dit een schorsing van de tenuitvoerlegging kan rechtvaardigen.
Het
schorsingsverzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 29 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven