Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3668/GB, 17 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3668/GB

Betreft: [klager] datum: 17 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op 2 maart 2017 is van klagers raadsman een reactie ontvangen op het door de selectiefunctionaris ingediend aanvullend verweerschrift van 16 februari 2017.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 november 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Sittard. Op 11 oktober 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing tot overplaatsing is gebaseerd op klagers passieve gedrag binnen de inrichting. Klager zou een gevaar voor de orde binnen de inrichting vormen. Hij zou hebben geweigerd deel te nemen aan de arbeid en de reflector in te vullen en zou
bovendien voornamelijk omgaan met gedetineerden van Arabische afkomst. Deze omstandigheden hebben volgens klager echter betrekking op de mate van verantwoordelijkheid die klager toont ten aanzien van zijn re-integratie en vallen als zodanig binnen het
systeem van promoveren en degraderen, zodat de bestreden beslissing in zoverre niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Niet is gebleken dat minder vergaande alternatieven zijn overwogen. Klager is van nature erg gereserveerd
en verblijft om die reden vaak alleen op zijn cel, hetgeen door de selectiefunctionaris wordt uitgelegd als het vertonen van passief gedrag. Dat klager voornamelijk de omgang met gedetineerden van Arabische afkomst verkiest, erkent hij. Dit kan echter
niet als ‘negatief gedrag’ worden uitgelegd. Ten tijde van (de voorbereiding van) zijn strafzaak heeft klager niet aan de arbeid deelgenomen, daar het recht op een eerlijk proces meebrengt dat een verdachte tijd mag besteden aan de voorbereiding van
zijn strafzaak. Dit kan hem derhalve niet worden tegengeworpen. Voor zover wordt gesteld dat klager de reflector niet heeft ingevuld, kan dit hem, in het kader van het nemo tenetur-beginsel, niet worden tegengeworpen, daar zijn strafzaak nog loopt en
de
reflector voornamelijk op klagers psychen betrekking heeft.
Klager wijst er op dat hij in een gesprek met zijn casemanager beoordeeld is als zijnde een modelgedetineerde. In de bestreden beslissing wordt aan het goede gedrag van klager voorbijgegaan en worden enkel zijn negatieve gedragingen benoemd. Voor zover
klagers gedrag een negatieve invloed op het afdelingsklimaat zou hebben, heeft de selectiefunctionaris dit niet onderbouwd.
Klager erkent dat hem op 28 april 2016 een rapport is aangezegd vanwege contrabande die op zijn cel is aangetroffen. Hiervoor is hij echter reeds disciplinair gestraft, zodat de overplaatsing in strijd is met het ne bis in idem-beginsel. Voorts heeft
hij naar zijn zeggen sedertdien uitsluitend goed gedrag vertoond. Op 1 oktober 2016 is wederom contrabande – bestaande uit telefoons, medicatie en harddrugs – op klagers cel aangetroffen, naar aanleiding waarvan hij een ordemaatregel heeft opgelegd
gekregen. Klager kan niet worden tegengeworpen dat hij hiertegen niet in beklag is gegaan. De directeur van de locatie Sittard heeft klager toegezegd dat hij, mits hij goed gedrag zou vertonen, voortijdig op zijn eigen cel zou worden teruggeplaatst,
zodat de overplaatsing in strijd is met de door de directeur gedane toezegging. De aangetroffen medicatie betrof de aan klager voorgeschreven slaapmedicatie, die hij reeds een aantal dagen niet had ingenomen. De telefoons heeft klager bij zijn
celinspectie onmiddellijk overhandigd. Deze waren defect en door medegedetineerden ter reparatie aan klager aangeboden, hetgeen klager zou hebben geweigerd. Klager betwist harddrugs op zijn cel te hebben gehad. Niet gebleken is dat een test is
uitgevoerd ter identificatie van de aangetroffen substantie. Een vermoeden is onvoldoende om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de aangetroffen substantie een drug betreft, waarbij wordt verwezen naar RSJ 9 mei 2014, 14/0324/GA. De tondeuses die
op klagers cel zijn aangetroffen, zijn, anders dan de selectiefunctionaris stelt, eigendom van klager. De bewering dat klager de afdeling van drugs zou voorzien, wordt volgens klager door de selectiefunctionaris niet onderbouwd.
Hoewel de selectiefunctionaris geen uitdrukkelijke bevoegdheid heeft tot strafoverplaatsing, heeft de overplaatsing duidelijk tot doel gehad klager voor de overtredingen te straffen. Zodoende is wel degelijk sprake van een dubbele bestraffing en strijd
met het ne bis in idem beginsel. Verder wilde klager niets met de gevonden contrabande van doen hebben, zoals ook blijkt uit het feit dat hij de telefoons niet voor medegedetineerden wilde repareren. Hij was bang dat hij vanwege het eerdere rapport van
28 april 2016 door het afgeven van de telefoons verder in de problemen zou raken. Bovendien zou dit een negatieve reactie van medegedetineerden kunnen veroorzaken, met alle gevolgen van dien. Het spreekt voor klager dat hij direct de telefoons aan de
bewaarder heeft overhandigd toen de celinspectie werd uitgevoerd. Klager blijft erbij dat hij er geen kennis van heeft gehad dat op zijn cel 1,4 gram heroïne lag. Ten tijde van de initiële beslissing en de beslissing op bezwaar bestond omtrent de
samenstelling van de substantie onzekerheid. Pas op 26 januari 2017 is bij de inrichting navraag gedaan of er een test is uitgevoerd en of het inderdaad om harddrugs zou gaan. Op grond van het vermeende aantreffen van harddrugs had de
selectiefunctionaris in redelijkheid niet mogen beslissen tot overplaatsing van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst omdat is gebleken dat hij niet voornemens is verandering aan te brengen in zijn negatieve gedrag. De selectiefunctionaris heeft geen
strafbevoegdheid. Van een strafoverplaatsing is daarom geen sprake, evenmin van strijd met het ne bis in idem beginsel voor de aangetroffen contrabande. Na het rapport van 28 april 2016 gold klager als een gewaarschuwd man voor de gevonden contrabande,
waaronder een telefoon op cel. Klager heeft de telefoons niet uit eigen beweging afgegeven. Verder wijst de selectiefunctionaris op het volgende.
Tijdens de celinspectie van 1 oktober 2016 is meer aangetroffen dan de dagelijkse slaapmedicatie van klager. Klager heeft de medicatie niet ingenomen maar opgespaard. Klager heeft de overtollige medicatie niet uit eigen beweging afgegeven. Op die datum
is toen ook 1,4 gram vermoedelijk heroïne aangetroffen, waarvoor aan klager een disciplinaire straf is opgelegd. Er is een test uitgevoerd die de aangetroffen substantie heeft geïdentificeerd als harddrugs.
De selectiefunctionaris wijst er ook op dat klager niet betwist dat hij niet wil deelnemen aan de arbeid en activiteiten, evenmin het invullen van de reflector. Ook na zijn veroordeling op 22 augustus 2016 heeft klager niet deelgenomen aan de arbeid
noch heeft hij zijn reflector ingevuld. De gevonden twee tondeuses hebben volgens de selectiefunctionaris geen rol gespeeld in de overplaatsing van klager. Klager wordt niet verweten dat hij medegedetineerden van drugs voorziet. De eerder aan klager
opgelegde disciplinaire straf naar aanleiding van de vondst van een telefoon en 32 gram hasj op cel heeft kennelijk geen effect gehad op het gedrag van klager. Op 1 oktober 2016 zijn immers wederom telefoons, medicijnen en harddrugs op cel
aangetroffen.
Daarnaast wenst klager niet deel te nemen aan arbeid, andere activiteiten en wil hij de reflector niet invullen. Het gedrag dat klager hiermee structureel in de detentiesituatie vertoont, heeft een negatieve invloed op het afdelingsklimaat. De orde en
veiligheid in de inrichting komt in gevaar. Dat belang weegt zwaarder dan het belang van klager tot voortzetting van zijn verblijf in de locatie Sittard.
De overplaatsing van klager heeft niet tot doel gehad klager nogmaals te straffen. Het belang van de overplaatsing ligt in de negatieve invloed van klager op het afdelingsklimaat en de orde en veiligheid in de locatie Sittard. Ten tijde van de
beslissing op het bezwaarschrift was bij de selectiefunctionaris bekend dat de gevonden drugs harddrugs waren. Klager is niet in beklag gegaan tegen de aan hem opgelegde disciplinaire straf van 1 oktober 2016, waaraan het bezit van harddrugs ten
grondslag lag.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De selectiefunctionaris heeft in redelijkheid mogen afgaan op het selectieadvies van de directeur van de locatie Sittard inhoudende klager na ommekomst van de hem op 1 oktober 2016 opgelegde disciplinaire straf niet op de afdeling te laten
terugkeren. Uit de stukken komt naar voren dat klager tweemaal disciplinair is gestraft voor de vondst van telefoons en drugs op zijn cel. Tegen de op 1 oktober 2016 opgelegde disciplinaire straf heeft klager geen beklag ingediend. Klager weerspreekt
die feiten en omstandigheden niet, maar geeft daaraan een andere waardering.
Ook vertoont klager volgens de inrichting passief gedrag, dat in die zin moet worden uitgelegd dat klager niet meedoet aan de hem geboden activiteiten, waaronder de arbeid. Klager betwist die constatering onvoldoende.
Klager kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het al dan niet meewerken aan de re-integratie onderdeel vormt van het systeem van promoveren en degraderen. Afhankelijk van de mate waarin een gedetineerde zich inzet voor zijn re-integratie kan de
directeur van de inrichting besluiten de gedetineerde te promoveren of te degraderen. Echter, het gedrag dat klager in dit verband toont hoeft de selectiefunctionaris er vervolgens niet van te weerhouden op advies van de directeur de gedetineerde te
selecteren voor een andere inrichting. Hetzelfde geldt voor de feiten die aanleiding hebben gegeven een gedetineerde een disciplinaire straf op te leggen. De overplaatsing kan niet als een straf worden aangemerkt. De omstandigheid dat klager dit
mogelijk wel zo heeft ervaren, betekent nog niet dat het als zodanig heeft te gelden. De selectiefunctionaris mocht klager overplaatsen vanwege de negatieve invloed die hij had op de afdeling en de orde en veiligheid in de inrichting. De op de onder
3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 17 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven