Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4265/TA, 15 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4265/TA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2016 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Klager heeft meegedeeld dat zijn raadsman mr. J.J. Weldam niet ter zitting zou verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de separatie van klager, ingaande op 17 oktober 2016 en beëindigd op
21 oktober 2016 (PN 2016/128) en
b. de afzondering van klager, ingaande op 21 oktober 2016 en beëindigd op
27 oktober 2016 (PN 2016/135).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting is afgegaan op de informatie van de vorige inrichting en heeft niet zelf beoordeeld of de separatie en de
afzondering van klager noodzakelijk waren. Inmiddels is klager overgeplaatst naar FPC Oostvaarderskliniek. Er was daar sprake van dezelfde problematiek maar klager is in FPC Oostvaarderskliniek hooguit 24 uur gesepareerd. Daarna is hij op de
opnameafdeling geplaatst en mocht hij direct twee uur per dag met medeverpleegden doorbrengen.
De separatie en de afzondering in de Pompestichting hadden korter kunnen duren. Die maatregelen hebben onredelijk lang geduurd. De eerste drie à vier dagen na klagers binnenkomst in de Pompestichting kwam de psychiater elke dag langs om te kijken of
hij
nog agressief was. Maar in plaats van te toetsen of de beperking van klagers bewegingsvrijheid nog langer moest duren, werd geprobeerd klager medicatie te laten innemen. Die medicatie had echter niets met zijn agressiviteit te maken en om die reden
heeft hij geweigerd deze in te nemen. Er kwam verder alleen maar iemand langs om klager eten en drinken te geven. De vierde of de vijfde dag is hij in een andere verblijfsruimte geplaatst en vervolgens afgezonderd. Dit is gebeurd omdat klager contact
met zijn advocaat had opgenomen.
Klager gebruikt momenteel helemaal geen medicatie. Zijn laatste joint heeft hij op 15 oktober 2016 gerookt. De Van der Hoeven Kliniek heeft verzocht klager op een longstayafdeling te plaatsen maar FPC Oostvaarderskliniek is het daar niet mee eens.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in het kader van een crisisplaatsing met extra beveiligd vervoer vanuit de Van der Hoeven Kliniek overgebracht naar de Pompestichting. In de Van der Hoeven Kliniek was klager gesepareerd vanwege ernstig dreigende incidenten. Tijdens klagers
separatie en afzondering in de Pompestichting waren er vijf à zes contactmomenten per dag. Ook de psychiater is bij klager langs geweest. Er werd hem driemaal per dag eten gegeven. In de verzorgingslijsten zijn de contactmomenten vastgelegd.
Voortdurend
werd getoetst of voortzetting van de beperking van de bewegingsvrijheid noodzakelijk was. De psychiater werd hierbij betrokken.
Stapsgewijs is de beperking van klagers bewegingsvrijheid afgebouwd. Van een plaatsing met gesloten deur is toegewerkt naar een open deur en vervolgens is klager in een prikkelarme kamer geplaatst. Op de vierde dag is klager overgebracht naar de
afzondering. Aan de ordemaatregelen was niet de voorwaarde van medicatiegebruik verbonden.

Op 21 februari 2017 heeft de juridisch medewerker van de Pompestichting schriftelijk laten weten dat tijdens afzondering en separatie dagelijks acht contactmomenten plaatsvinden, waarbij afdelingspersoneel, de behandelcoördinator of de psychiater is
betrokken.
Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld op deze informatie te reageren.

3. De beoordeling
Klager heeft, nadat vanuit de Van der Hoeven Kliniek waar hij destijds verbleef een longstay-aanvraag was gedaan, in die kliniek forse dreigementen geuit. In verband met deze dreigementen en oplopende spanningen is klager daar gesepareerd en vervolgens
in het kader van een crisisplaatsing op 17 oktober 2016 overgeplaatst naar de Pompestichting. In de Pompestichting is klager eveneens gesepareerd tot 21 oktober 2016 en daarna afgezonderd tot 27 oktober 2016.
Uit de stukken en de toelichting namens het hoofd van de inrichting volgt dat klager tijdens de separatie iedere dag door een psychiater is gezien – dit is ook erkend door klager – en dat telkens is getoetst of het nog noodzakelijk was de beperking van
de bewegingsvrijheid voort te zetten. Klagers separatie is na vier dagen stapsgewijs omgezet in afzondering die vervolgens na zeven dagen is beëindigd. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat de betwiste ordemaatregelen noodzakelijk waren met
het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Bvt en dat deze zijn beëindigd zodra dit mogelijk was. Bij het opleggen van de maatregelen mocht de inrichting in redelijkheid het gedrag van klager in de Van der Hoeven Kliniek, diens
separatie aldaar en het feit dat de overplaatsing naar de Pompestichting een crisisplaatsing betrof, in haar overwegingen betrekken.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie ook overigens niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie
zal worden bevestigd met deels wijziging en aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met deels wijziging en aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven