Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3490/GA, 6 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3490/GA

betreft: [klager] datum: 6 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Epema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 september 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. S. Epema, en [...], de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is enkel uitgegaan van een verklaring van één gedetineerde die zegt dat klager hem bedreigd heeft. Zijn verhaal is niet onderbouwd en niet aannemelijk. Desondanks is klager afgezonderd. De verziekte sfeer op de afdeling vormt geen grond om een
ordemaatregel op te leggen. Als klager een gedetineerde had bedreigd, dan had hem een disciplinaire straf opgelegd moeten worden. Het feit dat het vermeende slachtoffer een detentienummer had op een briefje, is onvoldoende om aan te nemen dat zijn
verhaal aannemelijk is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De sfeer op de afdeling was al een tijdje niet goed en klager werd al meer in de gaten gehouden. Een medegedetineerde wilde per se overgeplaatst worden. Hij was erg bang en de directeur moest actie ondernemen. De directeur heeft onderzoek gedaan en
klager afgezonderd. Er zijn gesprekken gevoerd met andere gedetineerden op de afdeling en het vermeende slachtoffer had een briefje met daarop het detentienummer van klager. Het detentienummer is nodig om geld te kunnen overmaken. Het is lastig om 50
gedetineerden goed in de gaten te houden en er had beter gerapporteerd kunnen worden. De directeur heeft klager afgezonderd voor onderzoek naar de vermeende bedreiging en in verband met herselectie van klager naar een andere inrichting. De directeur
moest de selectiefunctionaris voldoende informeren over de gang van zaken. Voorts is de sfeer, nadat klager werd afgezonderd, aanzienlijk verbeterd. Klager is al na zes dagen overgeplaatst naar een andere inrichting.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting
dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Uit het verslag van 11 april 2016 volgt dat een medegedetineerde in de ochtend die dag via een sprekersbriefje heeft verzocht om het afdelingshoofd te spreken wegens bedreiging. In de middag heeft die medegedetineerde verzocht om overplaatsing vanwege
de bedreiging door klager. Uit de mededeling ordemaatregel van 12 april 2016 blijkt dat klager een dag later is afgezonderd. De onderbouwing van deze maatregel is – kort samengevat – een bedreiging door klager, de verziekte sfeer op de afdeling en in
afwachting van klagers overplaatsing. De beroepscommissie begrijpt, gezien de toelichting ter zitting, dat de maatregel is opgelegd vanwege het onderzoeksbelang in het kader van de orde en veiligheid op de afdeling en in afwachting van klagers
herselectie. Onder deze omstandigheden kon de directeur klager een ordemaatregel opleggen. De bestreden beslissing kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven