Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2938/GA, 14 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2938/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Groot Alphen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing klager te plaatsen in het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager heeft acht weken verbleven in een arrestantenregime in het Detentiecentrum Rotterdam. Hij is vanuit het Detentiecentrum
geplaatst
in de gevangenis van de p.i. Groot Alphen. Klager is bij binnenkomst in Groot Alphen in het basisprogramma geplaatst voor de duur van zes weken. Dat is onredelijk. Uit een in het Detentiecentrum opgemaakt plan volgt dat klager goed gedrag heeft
vertoond. De directeur had de detentieduur en klagers goede gedrag in het Detentiecentrum moeten betrekken bij de vraag of klager in een eerder stadium kon promoveren. Uit een publicatie van het Kenniscentrum Commissie van Toezicht betreffende DBT
(Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op maat) volgt dat gedetineerden in een huis van bewaring bij binnenkomst in een gevangenis direct kunnen worden geplaatst in het plusprogramma. Naar analogie zou dit ook moeten gelden voor klager; zowel in een
huis van bewaring als in een Detentiecentrum is het DBT juridisch gezien niet van toepassing.

Namens de directeur is in reactie op het beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. De directeur heeft toen betoogd dat klager neutraal is binnengekomen in Groot Alphen, dat hij daarom moest beginnen in het
basisprogramma
en niet direct in het plusprogramma kon worden geplaatst. Voorts is aangevoerd dat klager op 6 mei 2016 is binnengekomen in Groot Alphen en dat hij op 16 juni 2016 is gepromoveerd. Het DBT geldt wel in een huis van bewaring, maar niet in een
arrestantenregime.

3. De beoordeling
Onweersproken staat vast dat klager in het Detentiecentrum Rotterdam acht weken in een arrestantenregime heeft verbleven en dat hij aldaar goed gedrag heeft vertoond. Voorts staat vast dat klager vervolgens bij binnenkomst in de gevangenis van de
penitentiaire inrichting Groot Alphen rechtstreeks is geplaatst in het basisprogramma voor de duur van zes weken. Aan de orde is de vraag of de directeur daartoe in redelijkheid heeft kunnen beslissen.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1, onder j en k, in verbinding met artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), heeft een gedetineerde (alleen) in een gevangenis aanspraak op
promotie, als hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. Uit RSJ 28 november 2016, 16/2548/GA volgt dat de directeur bij zijn beslissing een gedetineerde te plaatsen in een plus- of basisprogramma bij
binnenkomst in een gevangenis, de detentieduur en het gedrag in een vorige inrichting, al dan niet een gevangenis, dient te betrekken.

Niet is gebleken dat de directeur de detentieduur en klagers goede gedrag in het Detentiecentrum heeft betrokken bij zijn beslissing klager bij binnenkomst te plaatsen in het basisprogramma, voor de duur van zes weken. Gelet hierop is de
beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet de bestreden beslissing heeft kunnen nemen.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken,
acht
de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. Jansen, secretaris, op 14 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven