Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3253/TB, 10 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3253/TB

betreft: [klager] datum: 10 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 september 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen
(DJI) van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Als toehoorder waren aanwezig [...], tevens werkzaam bij DJI, en [...], werkzaam bij het secretariaat van de RSJ.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om een observatieplaatsing, als bedoeld in artikel 13 Bvt, in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 8 september 2004 geplaatst in de Pompestichting te Nijmegen. Op 24 juli 2006 is hij overgeplaatst naar
FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Op 4 januari 2013 is klager overgeplaatst naar een longstayvoorziening van de Pompestichting (locatie Vught). Klager is op 29 maart 2016 voor een nieuwe behandelpoging overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden te
Poortugaal.
Namens klager is op 23 augustus 2016 verzocht om een observatieplaatsing van klager in de Van der Hoeven Kliniek. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij beslissing van 15 september 2016 afgewezen.
Op 1 november 2016 heeft De Kijvelanden aan de Staatssecretaris verzocht klager terug te plaatsen in voornoemde longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 2 november 2016 beslist klager over te plaatsen naar FPC Veldzicht
te
Balkbrug. Die overplaatsing is op 4 november 2016 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Vanaf het moment dat bekend was dat klager voor een nieuwe behandelpoging in een behandelkliniek zou worden geplaatst heeft klager consequent te kennen gegeven dat hij in de Van der Hoeven
Kliniek geplaatst wilde worden. Uiteindelijk is klager in De Kijvelanden geplaatst. Al snel bleek dat dit een ‘mismatch’ was. Hoewel klager zijn best deed om de behandelpoging te laten slagen en hij de samenwerking met het behandelteam steeds opzocht,
werden deze inspanningen van klager door het behandelteam niet gezien. Daardoor is in De Kijvelanden nooit serieus onderzocht welke behandeling en benadering klager nodig heeft. Het ging dus niet goed met klager in De Kijvelanden. Gezien het
vorenstaande lag het in de lijn der verwachting dat De Kijvelanden een verzoek zou indienen om klager terug te plaatsen in de longstay. Om dit voor te zijn is namens klager een verzoek om observatieplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek ingediend. Op
deze wijze kon door een onafhankelijke kliniek zorgvuldig worden onderzocht welke behandeling en begeleiding klager nodig zou hebben om vooruit te komen en of De Kijvelanden wel de geëigende inrichting is voor klager. Deze ‘noodkreet’ van klager is
door
De Kijvelanden en de Staatssecretaris in de wind geslagen. Op 1 november 2016 heeft De Kijvelanden daadwerkelijk een verzoek om terugplaatsing van klager in de longstayvoorziening ingediend en op 4 november 2016 is klager overgeplaatst naar Veldzicht.
Het verzoek om terugplaatsing in de longstay en de ‘strafoverplaatsing’ naar Veldzicht hadden voorkomen kunnen als aan het verzoek om een observatieplaatsing zou zijn voldaan. Nu dit niet is gebeurd is klager een middel om een hernieuwde
longstayplaatsing te voorkomen uit handen genomen. Dit is betreurenswaardig, te meer nu klager thans in afwachting is van een longstayonderzoek, waardoor hij achter de feiten aanloopt. Begin 2016 hadden onafhankelijk deskundigen nog geoordeeld dat
klager een behandeling in een behandelkliniek aan zou kunnen. Het is in dit licht merkwaardig dat De Kijvelanden zo snel een verzoek om terugplaatsing naar de longstayvoorziening heeft ingediend. De onderzoeken naar de vragen of klager opnieuw in een
longstayvoorziening zou moeten verblijven alsmede of klager een EVBG-status zou moeten worden toegekend, zouden moeten worden aangehouden in afwachting van de verzochte observatieplaatsing van klager in de Van der Hoeven Kliniek. Een onderzoek in de
Van
der Hoeven Kliniek heeft namelijk een positievere inslag dan de onderzoeken naar de longstay- en EVBG-status. Terugplaatsing naar de longstay zou niet moeten mogen zolang niet alles met klager is geprobeerd.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager is conform het regionaal plaatsingsbeleid voor een nieuwe behandelpoging in De Kijvelanden geplaatst. Voorafgaande aan de bestreden beslissing heeft De
Kijvelanden aan de Staatssecretaris laten weten dat klagers behandeling moeizaam verliep, maar dat hij sinds zijn verblijf op de intensieve zorgafdeling geleidelijk met meer en meer stafleden in contact kwam. Deze positieve verandering was ten tijde
van
de bestreden beslissing nog broos. Een observatieplaatsing werd op dat moment dan ook niet in het belang van klagers behandeling geacht, zeker niet nu aan het verzoek om observatieplaatsing geen duidelijke vraagstelling was gekoppeld. Gezien het
vorenstaande heeft de Staatssecretaris in redelijkheid kunnen beslissen klagers verzoek af te wijzen. Klager heeft in De Kijvelanden een behandelkans gekregen, maar al snel bleek dat zich dezelfde problemen voordeden als tijdens eerdere
behandelpogingen, waardoor het opbouwen van een samenwerkingsrelatie nauwelijks mogelijk was. Op 12 oktober 2016 heeft zich op de intensieve zorgafdeling een ernstig incident voorgedaan waarbij klager betrokken was. Om deze reden en vanwege de verder
oplopende spanningen is klager op 4 november 2016 overgeplaatst naar Veldzicht. Hij verblijft daar, evenals in De Kijvelanden, op een intensieve zorgafdeling. Voorafgaand aan de overplaatsing naar Veldzicht heeft De Kijvelanden verzocht klager opnieuw
in een longstayvoorziening te plaatsen. Inmiddels zijn pro justitia rapporteurs benaderd om klager in dit kader te onderzoeken. Ook is een EVBG-aanvraag ingediend. Totdat op de longstay- en EVBG-aanvragen is beslist, zal klager in Veldzicht verblijven.
Een verblijf van klager op een andere afdeling dan een intensieve zorgafdeling wordt op dit moment niet verantwoord geacht. De Van der Hoeven Kliniek beschikt niet over een intensieve zorgafdeling. In het kader van de longstayaanvraag zal door
onafhankelijke pro justitia rapporteurs onderzoek worden gedaan naar de vraag of er nog behandelmogelijkheden zijn en, zo ja, welke. Een vergelijkbare onderzoeksvraag zou voorliggen als klager ter observatie in de Van der Hoeven Kliniek zou worden
geplaatst. Gelet hierop heeft een observatieplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek op dit moment geen meerwaarde.

4. De beoordeling
Bij een beslissing over een verzoek van een verpleegde om een observatieplaatsing als bedoeld in artikel 13 Bvt dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, Bvt, in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het verzoekschrift van 23 augustus 2016 om observatieplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek is niet concreet toegelicht wat er precies onderzocht zou moeten worden tijdens een observatieplaatsing, waarom klager (tijdelijk) weggeplaatst zou moeten
worden uit De Kijvelanden alsmede waarop de verwachting was gebaseerd dat klager in de Van der Hoeven Kliniek (wel) goed zou presteren. De Staatssecretaris beschikte ten tijde van de bestreden beslissing daarentegen over informatie van De Kijvelanden
waaruit bleek dat er sinds klagers plaatsing op de intensieve zorgafdeling (15 juli 2016) een voorzichtig positieve ontwikkeling ten aanzien van het opbouwen van een samenwerkingsrelatie zichtbaar was; die positieve ontwikkeling was ten tijde van de
bestreden beslissing nog broos van aard, aldus De Kijvelanden. Gezien het vorenstaande en nu voorts niet was gebleken van feiten en omstandigheden waaruit kon worden afgeleid dat de door De Kijvelanden ingezette nieuwe behandelpoging onvoldoende of
onzorgvuldig zou zijn, is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris op 15 september 2016 in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een observatieplaatsing op dat moment niet in het belang was van klagers behandeling en derhalve in
redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van klagers onvoldoende onderbouwde verzoek.

Ter zitting is door en namens klager aangevoerd en geconcretiseerd dat en waarom hij nog steeds ter observatie wil worden geplaatst in de Van der Hoeven Kliniek. Uit de zich in het dossier bevindende stukken komt naar voren dat klager, nadat hij op 29
juni 2016 een fors geweldsincident had begaan en op 5 juli 2016 een ravage in zijn kamer had aangericht, op 15 juli 2016 is geplaatst op de intensieve zorgafdeling van De Kijvelanden. Voorts blijkt uit de stukken dat klager op 12 oktober 2016 op de
intensieve zorgafdeling wederom een fors geweldsincident heeft begaan. Dit gedrag van klager is (mede) de aanleiding geweest voor zijn overplaatsing naar Veldzicht, waar hij tot op heden verblijft. Veldzicht beschikt over één afdeling waarop tbs-ers
kunnen verblijven; dit is een intensieve zorgafdeling. Op die afdeling verblijft klager dan ook. Voorafgaand aan klagers overplaatsing naar Veldzicht is door De Kijvelanden een verzoek om terugplaatsing van klager naar de longstayvoorziening van de
Pompestichting ingediend. Voorts is de EVBG-status voor klager aangevraagd.
Zolang niet is beslist op de aanvraag om klager de EVBG-status toe te kennen – en daarmee op de vraag of klager op dit moment geschikt is om op een reguliere behandelafdeling te verblijven – acht de beroepscommissie, in aanmerking genomen het voormelde
gedrag van klager, een (tijdelijk) plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek niet verantwoord, aangezien die inrichting niet over een intensieve zorgafdeling beschikt. Voorts is gebleken dat er inmiddels pro justitia rapporteurs zijn benaderd met de
opdracht om te onderzoeken of er nog behandelmogelijkheden zijn voor klager en, zo ja, bij welke vorm van behandeling en bejegening klager het meest gebaat en in welke kliniek dit moet worden vormgegeven. Dit is min of meer dezelfde onderzoeksvraag die
zou voorliggen tijdens een observatieplaatsing. Gelet hierop ziet de beroepscommissie, evenals de Staatssecretaris, op dit moment ook geen meerwaarde in een observatieplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

Overigens beveelt de beroepscommissie klager aan om mee te werken aan de onderzoeken die zullen plaatsvinden in verband met de ingediende longstayaanvraag en om aan de pro justitia rapporteurs te laten zien dat hij, zoals hij zelf zegt, gemotiveerd en
in staat is om behandeling te ondergaan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, dr. F. Boer en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 10 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven