nummer: 16/3808/GA en 16/3849/GA
betreft: [klager] datum: 6 maart 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen het gedeelte van de uitspraak van 31 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, waarin het beklag ongegrond is verklaard (kenmerk 16/3808/GA),
alsmede van een beroepschrift van
de directeur van de locatie Roermond,
gericht tegen het gedeelte van diezelfde uitspraak van de beklagcommissie, waarin het beklag gegrond is verklaard (kenmerk 16/3849/GA),
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is gehoord namens klager, zijn raadsvrouw mr. W.C. Alberts.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
kenmerk 16/3808/GA: de beperking in tijdsduur van klagers bezoek zonder toezicht (BZT) tot één uur per maand;
kenmerk 16/3849/GA: de omstandigheid dat het BZT op 4 juli 2016 minder dan één uur heeft geduurd.
Ten aanzien van kenmerk 16/3808/GA:
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Ten aanzien van kenmerk 16/3849/GA:
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend ten bedrage van € 5,=.
2. De standpunten van klager en de directeur
Ten aanzien van kenmerk 16/3808/GA:
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht - zakelijk weergegeven -.
Verwezen is naar hetgeen tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht. Benadrukt is dat, hoewel het geen wettelijk recht is om maandelijks twee uur BZT te ontvangen, klager zich op het standpunt stelt dat één uur BZT te kort is gelet op zijn
fysieke gesteldheid. Tijdens het verblijf van klager in de Locatie Sittard duurde het BZT twee uur en zo lang zou het ook in de Locatie Roermond moeten duren. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.
De directeur heeft in zijn schriftelijke reactie verwezen naar hetgeen hierover tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht.
Ten aanzien van kenmerk 16/3849/GA:
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep schriftelijk toegelicht - zakelijk weergegeven -:
Klager heeft nooit geklaagd dat zijn BZT op of omstreeks 28 juni 2016 te kort heeft geduurd en de directeur weerspreekt ook nadrukkelijk dat het BZT niet minimaal één uur heeft geduurd. Uit het registratiesysteem Tulp is gebleken dat klager in juni
2016
in het geheel geen BZT heeft genoten en dat op 2 juli 2016 voor het eerst sprake is geweest van BZT. Het is erg onwaarschijnlijk dat klager voorafgaand aan het BZT werd gefouilleerd. Visitatie vindt na het BZT plaats. Vijf minuten voor het einde van
het
BZT wordt er op de deur geklopt en de deur van de BZT-ruimte wordt precies een uur of later na aanvang van het BZT geopend.
Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel te vernietigen en het beklag alsnog ongegrond te verklaren.
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht - zakelijk weergegeven -.
Er is verwarring over de datum waarop het BZT dat korter duurde dan één uur plaatsvond. In registratiesysteem Tulp staat dat klager op 4 juli 2016 van 9:01 uur tot 10:00 uur BZT heeft gehad. De klacht van klager ziet op het BZT op die datum. Uit
genoemde registratie blijkt al dat niet is voldaan aan het recht van klager op één uur BZT, nu het BZT 59 minuten zou hebben geduurd. Klager stelt zich op het standpunt dat het BZT in werkelijkheid zelfs slechts 40 minuten heeft geduurd als gevolg van
fouillering en visitatie vooraf en achteraf. De directeur heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat klager vooraf is gefouilleerd, maar uit die formulering blijkt dat het niet onmogelijk is dat dit is gebeurd.
Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagcommissie op dat deel van de klacht te bevestigen.
3. De beoordeling
Ten aanzien van kenmerk 16/3808/GA:
Gelet op het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week bezoek te ontvangen. BZT is geen in de Pbw vastgelegd recht van een gedetineerde. De directeur is wel gehouden een op de
verzoeker toegesneden beslissing te nemen op een verzoek om BZT te mogen ontvangen. Gelijk de beklagcommissie overweegt de beroepscommissie dat uit de overgelegde stukken niet kan worden opgemaakt dat klager heeft verzocht om BZT gedurende twee uur.
Bovendien hoefde de directeur geen rekening te houden met de omstandigheid dat het klager in de locatie Sittard naar verluidt was toegestaan gedurende twee uur BZT te ontvangen. Het stond hem vrij zelfstandig en met het oog op het binnen de inrichting
geldende beleid een beslissing te nemen op het verzoek van klager. Uit de beslissing van de directeur van 20 juni 2016 blijkt dat klager zich in het basisprogramma bevond, waarbinnen een recht geldt van één uur bezoek per week. De beslissing van de
directeur om het klager toe te staan gedurende één uur per maand in plaats van een regulier bezoek BZT te genieten, is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De directeur heeft hiermee voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 38 van
de Pbw.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd - voor zover dat is komen vast te staan - niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
Ten aanzien van kenmerk 16/3849/GA:
Ten aanzien van de vraag op welke datum het bekritiseerde BZT heeft plaatsgevonden overweegt de beroepscommissie als volgt. Ter zitting is onweersproken komen vast te staan dat klager zich beklaagt over een BZT dat heeft plaatsgevonden op 4 juli 2016.
De beroepscommissie overweegt daartoe dat klager in zijn klaagschrift van 4 juli 2016 verwijst naar het BZT op die datum. Bij de stukken bevindt zich bovendien een uitdraai uit het registratiesysteem Tulp, waaruit blijkt dat klager op 4 juli 2016 BZT
heeft gehad. De beroepscommissie stelt dan ook vast dat in de uitspraak van de beklagcommissie abusievelijk een verkeerde datum, te weten op of omstreeks 28 juni 2016, is opgenomen.
De beroepscommissie stelt vast dat uit registratiesysteem Tulp blijkt dat het BZT op 4 juli 2016 59 minuten heeft geduurd. Hoewel het bezoek formeel geen uur heeft geduurd, is de beroepscommissie van oordeel dat een bekorting van het BZT met één minuut
geen schending oplevert van klagers recht op één uur BZT per maand. Op basis van de overgelegde stukken is de beroepscommissie niet gebleken dat klagers recht op één uur BZT op 4 juli 2016 verder is bekort en dit is ook weersproken door de directeur.
De
beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren en het gedeelte van de uitspraak van de beklagcommissie, waarin het beklag gegrond is verklaard, vernietigen en alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
Ten aanzien van kenmerk 16/3808/GA:
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het gedeelte van de uitspraak van de beklagcommissie waarin het beklag ongegrond is verklaard, met verbetering van de gronden.
Ten aanzien van kenmerk 16/3849/GA:
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt het gedeelte van de uitspraak van de beklagcommissie waarin het beklag gegrond is verklaard en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. Jansen, secretaris, op 6 maart 2017.
secretaris voorzitter