Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3691/GV, 27 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3691/GV

betreft: [klager] datum: 27 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. van Linde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 oktober 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op 6 maart 2017 is een nadere reactie ontvangen namens de Staatssecretaris waarin wordt gereageerd op twee door de beroepscommissie gestelde vragen. Een afschrift van de reactie is naar klager en zijn raadsman gestuurd.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 maart 2017, gehouden in de locatie Esserheem te Veenhuizen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.C. van Linde, en namens de Staatssecretaris mevrouw mr. C.M. Bitter, landsadvocaat. Tevens
aanwezig waren mevrouw [...], selectiefunctionaris, de heer mr. [...], coördinerend juridisch adviseur bij DJI, mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem en de heer [...], operationeel manager bij de locatie Esserheem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft zijn beslissing op klagers verzoek om onbegeleid incidenteel verlof aangehouden tot 1 juni 2017.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep uitgebreid schriftelijk toegelicht. Daarnaast is ter zitting het volgende aangevoerd. De reden waarom de raadsman in zijn brief van 15 juli 2016 onbegeleid verlof op termijn heeft verzocht, is dat de raadsman zich kon
voorstellen dat de Staatssecretaris op dat moment onbegeleid verlof aan klager nog niet zou willen toestaan. Gelet daarop wilde de raadsman de voorwaarden weten waaraan klager moet voldoen om hem op termijn onbegeleid verlof toe te staan. Gelet op het
tijdsverloop sedert 15 juli 2016 en het aantal begeleide verloven dat klager inmiddels heeft gehad, is thans onbegeleid verlof aan de orde. Vervolgens is het beroep nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Daarbij is het volgende, zakelijk
weergegeven, aangevoerd. Aan een tot levenslang veroordeelde moet reeds bij oplegging van de straf duidelijk zijn aan welke objectieve criteria hij moet voldoen om in aanmerking te komen voor vrijlating. Tot op heden is aan klager nog niet duidelijk
gemaakt aan welke voorwaarden hij moet voldoen om in aanmerking te komen voor gratiëring en ook niet aan welke objectieve criteria moet worden voldaan om onbegeleid verlof te genieten. In de brief van 15 juli 2016 heeft de raadsman de Staatssecretaris
gesommeerd aan vier voorwaarden te voldoen. Dit beroep heeft betrekking op de voorwaarde om aan klager op termijn onbegeleid verlof te verlenen, waarbij wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een dergelijk verlof te verkrijgen.
De
overige voorwaarden, met betrekking tot klagers gratieverzoek, zijn onderwerp van een kort geding tegen de Staat dat op 31 maart 2017 zal dienen te Den Haag. Alle verloven van klager zijn tot dusverre uitstekend verlopen. In de nadere reactie van de
Staatssecretaris van 6 maart 2017 wordt aangegeven dat voor onbegeleid verlof als voorwaarde wordt gesteld a. het goed en zonder incidenten verlopen van verlof begeleid door twee medewerkers van de penitentiaire inrichting (p.i.) en b. een positief
advies van het nog te installeren Adviescollege levenslanggestraften dat door de Staatssecretaris wordt onderschreven. De raadsman plaatst daar de volgende kanttekeningen bij. Niet duidelijk is hoeveel begeleide verloven er nog moeten plaatsvinden. Het
is onduidelijk wanneer het Adviescollege operationeel is en wanneer er advies kan worden uitgebracht in deze zaak. Bovendien kan de Staatssecretaris van een positief advies van het Adviescollege afwijken.
Er is geen enkele aanleiding om voor incidenten te vrezen en er is geen enkele reden de vrijheden met zulke grote tussenpozen toe te kennen. Laat de Staatssecretaris uitleggen waarom het verlof niet geïntensiveerd kan worden, ook in vergelijking tot de
situatie dat de tbs afloopt bij iemand die niet meer gevaarlijk is.
Wat de raadsman betreft dient de beroepscommissie nu een knoop door te hakken en de beslissing niet op het bordje van de Staatssecretaris te laten liggen, die in deze zaak alleen gevoelig blijkt te zijn voor rechterlijke uitspraken.

In reactie op het standpunt namens de Staatssecretaris geeft de raadsman nog aan dat de meest recente aanpassing zal inhouden dat alleen de beveiliging door DV&O eraf gaat en wordt vervangen door begeleiding door twee medewerkers van de p.i. Toepassing
van de enkelband is niet nieuw, omdat klager die al vanaf het begin tijdens de verloven om heeft.

Klager heeft het volgende aangevoerd. Alle verloven zijn goed gegaan. De begeleiding daarbij was eerst strak, maar de laatste keren kreeg klager wat meer vrijheid van de medewerkers van DV&O. Zo mocht hij bijvoorbeeld met gasten aan een aparte tafel
zitten in een restaurant. Ook heeft klager voor het eerst na lange tijd de sterrenhemel weer gezien. Ook het kunnen doorbrengen van het verlof in een woonhuis was voor hem emotioneel. Na bijna 30 jaar in een koude, kille gevangenis te hebben
doorgebracht komt dan het besef van wat hij heeft gemist. Klager heeft van elk verlof genoten. Hij ziet echter nu nog geen perspectief. Het is voor klager niet duidelijk wat hij moet doen om gratie te krijgen. Klager had er twee jaar geleden meer
vertrouwen in dan nu. Hij heeft sinds die tijd gewerkt en onderwijs gevolgd. Hij voelt zich demoraliseren. Klager nadert de leeftijd van 60 jaar. Een terugkeer in de maatschappij wordt voor hem hoe langer hoe moeilijker, zeker omdat hij niet in
Nederland mag blijven en naar Hong Kong terug moet. In het laatste advies heeft het Hof onbegeleid verlof geadviseerd. De Staatssecretaris geeft hem de kans echter niet.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing uitgebreid schriftelijk toegelicht. Bij brief van 6 maart 2017 is desgevraagd gereageerd op twee vragen van de beroepscommissie, namelijk in te gaan op het verloop van de begeleide verloven van
klager en aan te geven welke voorwaarden worden gesteld voor het verlenen van onbegeleid verlof. Aangevoerd wordt dat in de verlofverlening een opbouw is opgenomen. De eerste verlofbeslissing dateert van 8 juli 2015 en voorzag in incidenteel verlof,
tweemaal per jaar, maximaal acht uur, met een periode van minimaal vier maanden tussen de verloven en beveiliging door minimaal twee personen. Bij beslissing van 24 oktober 2016 is het aantal van twee verloven per jaar uitgebreid naar vier verloven per
jaar en is het maximaal aantal uren uitgebreid van acht naar tien uur. Er dienen twee maanden tussen de verloven te zitten, maar vanwege de lange duur van de besluitvorming is die eis voor 2016 niet gehandhaafd. Aangekondigd is dat op 1 juni 2017 zou
worden beslist over onbegeleid verlof. Klager heeft inmiddels zeven keer incidenteel verlof met begeleiding gehad, de laatste keer naar Amsterdam. De verloven zijn zonder problemen verlopen met dien verstande dat klager tijdens het laatste verlof, van
25 februari 2017, in contact werd gebracht met een vooraf niet genoemde persoon en DV&O voor deze gang van zaken heeft gewaarschuwd. Naast deze verloven heeft klager in 2016 driemaal en in 2017 eenmaal een acupuncturist en in 2015 eenmaal en in 2016
driemaal een parodontist in Assen bezocht, eveneens met beveiliging door DV&O. Ook deze bezoeken zijn zonder incidenten verlopen.
Om verdere opbouw van vrijheden mogelijk te maken en te kunnen beoordelen hoe klager daarin functioneert, heeft de Staatssecretaris besloten de voorwaarde van beveiliging vanaf het eerstvolgende verlof om te zetten in de voorwaarde van een enkelband
met
begeleiding door twee medewerkers van de p.i. Als ook dat goed en zonder incidenten verloopt is er ruimte voor onbegeleid verlof. Daarvoor verlangt de Staatssecretaris nog wel een positief advies van het, nog te installeren, Adviescollege
levenslanggestraften dat hij onderschrijft. Voor onbegeleid verlof stelt de Staatssecretaris als eis dat het incidenteel verlof met beveiliging een substantieel aantal keren zonder incidenten is verlopen en dat de gang van zaken een bestendig beeld te
zien geeft.
De tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf legt een zware verantwoordelijkheid op de Staatssecretaris. Dat maakt dat de Staatssecretaris verlangt dat met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat zich tijdens een
(onbegeleid) verlof incidenten zullen voordoen. Verder speelt mee dat klager in Nederland ongewenst is verklaard en zich vanwege die status dus niet “vrijelijk” in de maatschappij kan begeven. Onbegeleid verlof zou daarop een uitzondering betekenen. De
Staatssecretaris gaat daarom niet over één nacht ijs en daartoe kan hij in redelijkheid komen.
Daarnaast is ter zitting als volgt gereageerd. Het uitgangspunt is dat sprake is van langdurige vrijheidsbeneming voor zeer ernstige feiten voor de tenuitvoerlegging waarvan de Staatssecretaris verantwoordelijk is. Er heeft een voorzichtige opbouw
plaatsgevonden in de verloven voor wat betreft frequentie en inhoud. Bovendien is het nodig om de verloven te evalueren. De verslagen laten zien dat een geleidelijke opbouw in de verloven goed gaat. In het najaar van 2016 heeft een opbouw in de
frequentie plaatsgevonden en thans zal nog meer opbouw in de verloven plaatsvinden voor wat betreft de beveiliging. De beveiliging door DV&O stopt en klager zal in plaats daarvan een enkelband dragen en worden begeleid door twee medewerkers van de
p.i.
De Staatssecretaris wenst dat een substantieel aantal verloven goed verloopt. Klager wordt een volgend perspectief geboden als op 1 juni 2017 wordt beslist over onbegeleid verlof. Mocht het Adviescollege levenslanggestraften dan nog niet operationeel
zijn, zal toch een beslissing worden genomen. Het is ook belangrijk voor ogen te houden dat het hier niet gaat om algemeen verlof, maar om incidenteel verlof dat niet elke dag kan worden toegekend. Het incidenteel verlof wordt al ruimhartig toegestaan
en er wordt hierbij niet vastgehouden aan de criteria die gelden op grond van de regelgeving. De ongewenstverklaring van klager is ook een factor waardoor niet meer kan worden toegestaan dan incidenteel verlof. Er is tot 1 juni 2017 nog ruimte voor één
begeleid verlof. Een goed verlopen verlof biedt geen garantie op een positieve beslissing over onbegeleid verlof en er kunnen daartoe geen toezeggingen worden gedaan, ook niet over de criteria waaraan zal worden getoetst. De Staatssecretaris moet het
vertrouwen hebben dat zich geen incidenten zullen voordoen. Het Adviescollege is niet bedoeld om de situatie van klager verder te vertragen. Het Adviescollege adviseert in de ogen van de Staatssecretaris niet alleen over de start van re-integratie
activiteiten maar ook over de periode daarna. In dit geval kan advies worden uitgebracht over de vervolgstappen in verband met het onbegeleid verlof. Namens de Staatssecretaris kan niet meer concreetheid worden gegeven.

3. De beoordeling
Achtergrond
Klager is sinds 9 oktober 1987 gedetineerd. Hij is bij arrest van 30 januari 1989 in hoger beroep veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, wegens het medeplegen van doodslag en drievoudige moord. Op 5 december 1989 is het arrest onherroepelijk
geworden.

Bij uitspraak van 19 mei 2015 heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de beslissing van 1 september 2014 strekkende tot afwijzing van klagers verzoek om verlof gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en de Staatssecretaris
opgedragen om binnen een termijn van twee maanden een nieuwe beslissing te nemen toegespitst op incidenteel verlof, in het kader van de resocialisatie van klager en als onderdeel van zijn detentieplan (RSJ 19 mei 2015, 14/3242/GV eindbeslissing).

Op 8 juli 2015 heeft de Staatssecretaris beslist dat in klagers detentieplan wordt opgenomen dat tweemaal per jaar op klagers verzoek aan klager incidenteel verlof kan worden verleend, onder de voorwaarde dat het verlof niet langer dan acht uur per dag
duurt, het altijd onder bewaking van minimaal twee personen zal plaatsvinden en tussen het verlof en het vorige verlof altijd minimaal vier maanden zit.

Bij uitspraak van 22 september 2015 heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen bovengenoemde beslissing ongegrond verklaard (RSJ 22 september 2015, 15/2291/GV). De beroepscommissie achtte de frequentie van tweemaal per jaar (een verzoek
tot)
incidenteel verlof voor de duur van acht uur evenals de beslissing dat het verlof altijd onder bewaking dient plaats te vinden niet op voorhand onredelijk of onbillijk, noch in strijd met het bepaalde in het EVRM. Zij overwoog daarbij dat een concrete
toetsing pas plaats kan vinden indien sprake is van een (afwijzende) beslissing op een verzoek om verlof en dat bij deze toetsing het verloop van een eerder verlof dan wel van eerdere verloven kan worden betrokken. Verder overwoog de beroepscommissie
dat zij er vanuit ging dat waar sprake is van een dynamisch proces het detentieplan tussentijds kan worden bijgesteld.

In RSJ 29 juni 2016, 16/1416/GV heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de beslissing tot afwijzing van zijn verzoek om incidenteel verlof op 29 april 2016 ongegrond verklaard.

Inhoudelijk
Uit de stukken volgt dat klager de Staatssecretaris bij brief van 15 juli 2016 in het kader van zijn resocialisatie heeft verzocht hem op termijn onbegeleid verlof te verlenen en aan te geven aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een dergelijk
verlof te verkrijgen.

Bij brief van 24 oktober 2016 heeft de Staatssecretaris beslist dat, gelet op het goede verloop van de verloven en het advies van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2016, het aantal verloven zal worden uitgebreid. Het wordt klager toegestaan viermaal
per jaar een verzoek om verlof in te dienen. Tussen het verlof en het vorige verlof dient altijd minimaal twee maanden te zitten. De duur van het verlof wordt uitgebreid van acht naar tien uur. De Staatssecretaris acht het nog te vroeg aan klager
onbegeleid verlof te verlenen en zal het verzoek in zoverre aanhouden tot 1 juni 2017 ten einde te bezien of binnen het maximum van vier keer incidenteel verlof per jaar aanleiding bestaat over te gaan tot het verlenen van onbegeleid verlof.

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed
beroepschrift in te dienen bij de commissie, bedoeld in artikel 73, eerste lid.

Nu klager in zijn brief van 15 juli 2016 heeft verzocht om op termijn aan hem onbegeleid verlof te verlenen en de Staatssecretaris heeft aangegeven dat eerst meer ervaring moet worden opgedaan met begeleid verlof, is de beroepscommissie van oordeel dat
de brief van 24 oktober 2016 kan worden aangemerkt als een beslissing aangaande verlof. Klager kan dan ook worden ontvangen in zijn beroep.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen vast dat de (onder beveiliging genoten) zeven verloven van klager goed zijn verlopen en dat daaruit geen belemmeringen of risico’s naar voren zijn gekomen
die
in de weg zouden kunnen staan aan het verlenen van onbegeleid verlof. De beroepscommissie stelt verder vast dat in oktober 2016 door de Staatssecretaris geen helderheid is gegeven over de concrete criteria waaraan klager moet voldoen om op termijn in
aanmerking te komen voor onbegeleid verlof en dat die helderheid er thans nog steeds niet is. Noch in het detentieplan van klager noch anderszins is een traject uitgestippeld dat aangeeft op welke termijn, onder welke voorwaarden en met welke opbouw in
de verloven klager zou kunnen rekenen op onbegeleid verlof. Dit terwijl klager, die inmiddels ruim 29 jaar in detentie verblijft, een groot belang heeft bij onbegeleid verlof in verband met een positieve beoordeling van zijn gratieverzoek. In dit
verband is van belang dat het gerechtshof Den Haag op 27 juni 2016 in het kader van het zesde gratieverzoek van klager een advies heeft uitgebracht waarin onder meer wordt overwogen dat “...het hof van oordeel is dat daarmee (onbegeleid verlof bc) eerst
verdere vooruitgang dient te worden geboekt alvorens zou kunnen worden geoordeeld dat met voortzetting van de gevangenisstraf niet langer enig met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.”
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaats gevonden, althans is niet onderbouwd waarom klagers belang bij onbegeleid verlof thans niet zwaarder weegt dan het maatschappelijke belang bij een ongestoorde
tenuitvoerlegging van de straf. Voorts is de beslissing van de Staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd ten aanzien van de voorwaarden waaraan klager moet voldoen om in aanmerking te komen voor onbegeleid verlof. Gelet hierop moet de beslissing van de
Staatssecretaris om tot 1 juni 2017 te wachten met een beslissing over onbegeleid verlof aan klager als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en draagt de Staatssecretaris op om binnen een termijn van vier weken een beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven