Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4129/GA, 22 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4129/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet c.q. te laat versturen van klagers verzoek voor invulling van een penitentiair programma (p.p.) door de casemanager (R-2016-000521).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Handelen, waaronder nalaten wordt begrepen, van inrichtingspersoneel in het kader van hun taakuitoefening, behoudens puur feitelijk handelen, is
beklagwaardig. Volgens klager valt het versturen van aanmeldformulieren niet onder puur feitelijk handelen aangezien het een juridische dimensie en juridische gevolgen heeft. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat het niet doorsturen van een
verzoek om detentiefasering en onvoldoende voortvarend handelen in het kader van detentiefasering een door of namens de directeur genomen beslissing is. Klager is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Verwezen wordt naar RSJ 1 april 2014,
14/365/GA, RSJ 16 april 2014, 14/604/GA, RSJ 12 april 2013, 13/360/GA en RSJ 15 september 2016, 16/1946/GA. Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming van € 75,= per maand toe te kennen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ moet handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen door of namens
de
directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het beklag ziet op het niet tijdig versturen van klagers verzoek voor invulling van zijn p.p. De klacht valt derhalve onder het bereik van artikel 60 van de Pbw.
Gelet
hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Op 7 november 2016 heeft de casemanager direct na ontvangst van het daartoe noodzakelijke advies van de Reclassering opdracht gegeven aan de backoffice van de inrichting om klager aan te melden bij Rentree voor de invulling van zijn p.p. Na
constatering
van een fout van de backoffice inzake de aanmelding heeft de casemanager zelf op 21 november 2016 klager aangemeld bij Rentree. De beroepscommissie is van oordeel dat deze vertraging van twee weken niet onredelijk of onbillijk is. Het beklag zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
S.C. Vogel, secretaris, op 22 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven