Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0232/GB, 21 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/232/GB

Betreft: [klager] datum: 21 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Berndsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 december 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager woonde met zijn gezin, verder bestaande uit zijn vrouw en twee (jonge) kinderen, in Utrecht. Het was een hecht gezin. Klager is kostwinner, hij geniet een Wajonguitkering. Door zijn detentie is dat inkomen weggevallen en is er bij zijn gezin
financiële nood ontstaan. Hierdoor zijn wekelijkse bezoeken aan klager in Alphen aan den Rijn, naast dat ze tijdrovend zijn, te kostbaar. Als klager zou worden overgeplaatst naar een h.v.b. in de buurt van Utrecht, zou zijn gezin hem kunnen blijven
bezoeken. Daarnaast kan hij in Alphen aan den Rijn wekelijks slechts bezoek ontvangen van drie personen, waarbij zijn kinderen ieder als een persoon worden geteld. In Nieuwegein tellen de kinderen bij de bepaling van de hoeveelheid bezoekers niet mee.
Door zijn verzoek om overplaatsing af te wijzen, wordt volgens klager een inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals neergelegd in artikel 8 van het EVRM. Klager is van mening dat de bestreden beslissing onvoldoende is
gemotiveerd om die inbreuk op het recht van artikel 8 te kunnen rechtvaardigen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft in het h.v.b. van de p.i. Groot Alphen. Deze inrichting ligt in het arrondissement van vervolging van klager. Klager heeft bij zijn verzoek om te worden overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein geen bijzondere feiten of omstandigheden
aangevoerd, die een toewijzing van dat verzoek zouden kunnen rechtvaardigen. Volgens de inrichtingsrapportage krijgt klager wekelijks bezoek van zijn vrouw, familie en vrienden. Onvoldoende is aangetoond dat deze bezoekers, door het wegvallen van
inkomsten van klager, hem niet langer zouden kunnen bezoeken. De reisafstand voor zijn echtgenote bedraagt met openbaar vervoer één uur en 15 minuten, welke afstand niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De selectiefunctionaris merkt op dat
problemen ten aanzien van de bezoekmogelijkheden inherent aan detentie en, bijzondere omstandigheden daargelaten, geen selectiecriterium vormen. Klager kan in de p.i. Groot Alphen wekelijks tenminste één keer bezoek ontvangen, waarmee voldaan wordt aan
de wettelijke eis. De omstandigheid dat het Openbaar Ministerie (OM) positief heeft geadviseerd maakt niet dat de gewenste overplaatsing ook plaats dient te vinden. Dat advies betekent enkel dat het OM tegen een eventuele overplaatsing geen bezwaar
heeft. De selectiefunctionaris is overigens van mening dat hier geen sprake is van een schending van het in artikel 8 van het EVRM vastgelegde beginsel van recht op een ongestoord ‘family life’. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechten tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. De algemene beleidsregel is dat die plaatsing geschiedt binnen het arrondissement waar de
vervolging plaatsvindt. In geval van bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken.

4.2. De beroepscommissie merkt allereerst op dat geen sprake is van een schending van het bepaalde in artikel 8 van het EVRM. Het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht mag op grond van de wet worden beperkt. Daarvan is hier sprake terwijl, mede bij
gebrek aan een nadere feitelijke onderbouwing, niet aannemelijk is dat die beperking zodanig ernstig is dat dit tot een toewijzing van het overplaatsingsverzoek op die grond zou moeten leiden.

4.3. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Den Haag en het h.v.b. te Alphen aan den Rijn is in dat arrondissement gelegen. Van het beginsel van plaatsing in het arrondissement van vervolging kan worden afgeweken indien er sprake is van zodanig
bijzondere omstandigheden dat dit die afwijking kan rechtvaardigen.

4.4. De argumentatie van klager, die wijst op de – in verband met de financiële situatie van zijn gezin – belemmerende kosten van de reis en de beperking van het bezoek van zijn kinderen, zijn volgens de selectiefunctionaris niet onderbouwd. De
selectiefunctionaris is echter van zijn kant op deze argumenten van klager niet ingegaan met feitelijke gegevens. Zo ontbreekt in het dossier bijvoorbeeld een overzicht van de bezoeken aan klager en wordt het verschil tussen de reisafstand tussen
Utrecht en Nieuwegein enerzijds en tussen Utrecht en Alphen anderzijds kennelijk als niet relevant gepasseerd. Het OM heeft geen bezwaar heeft tegen de gevraagde overplaatsing en de inrichting adviseert positief. Bij deze stand van zaken is het volgens
de beroepscommissie niet duidelijk waarom hier geen sprake is van omstandigheden die afwijking van het plaatsingsbeleid voor preventief gedetineerden zouden kunnen rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de afwijzing dan ook
onvoldoende gemotiveerd en dient het beroep als gegrond te worden aangemerkt.

4.5. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. De selectiefunctionaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes , secretaris, op 21 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven