Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0270/GV, 28 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/270/GV

betreft: [klager] datum: 28 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.L.F. Frijns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 januari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.
De kwesties die de selectiefunctionaris ten grondslag heeft gelegd aan de afwijzende verlofbeslissing, zijn onlangs aan bod gekomen tijdens een rogatoir horen bij de beklagcommissie, waarvan een proces-verbaal is overgelegd. Klager heeft de kwestie
rond
de enkelband en zijn bereikbaarheid daar uitvoerig uitgelegd. De beklagcommissie heeft nog geen uitspraak gedaan. Klager betwist dat hij de verantwoordelijkheid mist met bepaalde vrijheden om te gaan. Hij kan zich goed aan afspraken houden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.
Klager verbleef sinds 31 augustus 2016 in een zeer beperkt beveiligde inrichting. Klager heeft vanaf 21 september 2016 zes rapporten en/of waarschuwingen gekregen, wegens het zich niet houden aan afspraken. Hij heeft tijdens een regimair verlof twee
keer het locatieverbod overtreden en hij heeft zijn enkelband niet (goed) opgeladen. Daarnaast was hij niet altijd telefonisch bereikbaar en is hij meermalen niet op tijd teruggekeerd naar zijn verlofadres en de inrichting. Deze incidenten hebben
geleid
tot terugplaatsing van klager naar de gevangenis op 7 november 2016. Ook in de gevangenis houdt klager zich niet aan gemaakte afspraken. Bij hem is bij een urinecontrole een THC-waarde van 841 en later een kreatininewaarde van 1.9 gevonden. Klager is
hiervoor niet disciplinair gestraft. Gebleken is dat klager niet in staat is om te gaan met verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan vrijheden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat gebleken is dat klager onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken is.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder de voorwaarden dat klager een locatieverbod voor de stad Rotterdam, een locatiegebod in de nachtelijke uren en elektronisch toezicht opgelegd krijgt.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar, wegens gekwalificeerde diefstal.
De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 19 december 2017.

Uit telefonische inlichtingen bij de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel is gebleken dat het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Klager is op 31 augustus 2016 geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting.
Uit de stukken komt naar voren dat klager in september 2016 twee keer tijdens een regimair verlof het locatieverbod heeft overtreden. Op 25 september 2016 heeft de reclassering de melding gedaan dat klager zijn enkelband niet voldoende had opgeladen en
dat hij vervolgens telefonisch niet bereikbaar was. Voorts komt uit de stukken naar voren dat klager tijdens het weekendverlof van 28 tot en met 30 oktober 2016 twee keer te laat is teruggekeerd naar zijn verlofadres en zich één keer te laat heeft
gemeld bij de inrichting. Klager was dat weekend (wederom) telefonisch niet bereikbaar. Deze incidenten hebben geleid tot terugplaatsing van klager naar de gevangenis op 7 november 2016. Tegen deze beslissing heeft klager geen beroep ingesteld.

De beroepscommissie is op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid kon oordelen dat sprake was van onbetrouwbaarheid bij het nakomen van afspraken. Daarom kan de bestreden
beslissing
van de Staatssecretaris van 19 januari 2017, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, in dit stadium van de detentie
niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 28 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven