Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0404/GV, 27 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/404/GV

betreft: [klager] datum: 27 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 februari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om een bezoek aan zijn levenspartner en hun pasgeboren kind. Het incidenteel verlof is absoluut noodzakelijk, maar wordt niet gegeven, omdat klagers gedrag niet naar behoren zou
zijn en omdat zijn partner tweemaal getracht zou hebben drugs in te voeren, waarvoor een ontzegging van de toegang aan de inrichting is opgelegd. Niet is vermeld dat het eerste verbod vroegtijdig is opgeheven. Een bezoek aan zijn verloofde en kind zou
klager juist kunnen helpen zijn gedrag te verbeteren. De kans dat het verlof tot een poging invoer van drugs of misbruik daarvan zal leiden, is klein, aangezien de begeleiders klager goed in de gaten kunnen houden. Het is voor het pasgeboren kind
noodzakelijk de ouders te leren kennen en hiermee contact te hebben. Klager probeert al tijden de erkenning van zijn zoon in orde te maken. Klager heeft geprobeerd niet in Ter Apel gedetineerd te geraken vanwege het bezoek, maar dit is helaas niet
gelukt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Gedurende klagers verblijf in detentie heeft klagers vriendin tweemaal getracht drugs in te voeren. Aan haar is twee keer de toegang tot de inrichting ontzegd voor drie
maanden.
Bij de tweede keer is de vriendin overgedragen aan de politie omdat het 83 gram hasj betrof. Daarnaast heeft klager geregeld positief gescoord op het gebruik van drugs en heeft hij getracht fraude te plegen bij het afnemen van een urinecontrole. Tevens
is sprake van grensoverschrijdend (verbaal agressief) gedrag in de inrichting en probeert klager zaken af te dwingen. Er is een groot risico op de invoer van drugs. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het begeleide kraambezoek. Voorts is de
beweerde band niet aangetoond. Het feit dat klagers vriendin zwanger is, geeft nog geen blijk van een duurzame relatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op klagers gedrag gedurende zijn detentie, de positieve uitslagen van urinecontroles en de poging tot invoer van drugs door
klagers partner.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof, wegens een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot misbruik van drugs alsmede (poging tot) invoer daarvan.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres wegens meldingen van huiselijk geweld en heling.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens woninginbraken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 juni 2019. Aansluitend wordt klager in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel uitgeleverd aan
de Franse autoriteiten.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Artikel 1 onder i. van de Regeling bepaalt dat onder levenspartner dienen te worden
verstaan de echtgenoot van de gedetineerde en/of de persoon met wie een aantoonbaar duurzaam samenlevingsverband wordt onderhouden daterend van vóór de aanvang van de detentie.

De Staatssecretaris heeft het bestaan van een duurzame relatie tussen klager en zijn huidige partner betwist, gelet op het ontbreken van echtscheidingspapieren van klager en zijn ex-partner en het ontbreken van documenten die de relatie en de erkenning
van het kind onderbouwen. In beroep zijn de echtscheidingspapieren van klager en zijn ex-vrouw overgelegd. Verder maakt de beroepscommissie uit het advies vrijheden op dat klager en zijn vriendin te kennen hebben gegeven dat zij in mei 2016 volgens de
Islam zijn getrouwd. Volgens de registratiekaart van de p.i. Ter Apel is klagers burgerlijke status gehuwd en is klager gedetineerd sinds 1 juli 2016. Gelet op bovenstaande acht de beroepscommissie het bestaan van een duurzame relatie voldoende
aannemelijk.

Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klagers huidige partner tweemaal heeft geprobeerd drugs de inrichting in te brengen. Voorts maakt de beroepscommissie daaruit op dat klager meermalen een positieve uitslag van een
urinecontrole heeft gehad en dat klager heeft geprobeerd te frauderen bij het afnemen van een urinecontrole. Deze omstandigheden vormen een contra-indicatie voor verlofverlening. De Staatssecretaris kon in redelijkheid beslissen dat het gevaar bestaat
dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik of een poging tot invoer van drugs. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder
c.
en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 27 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven