Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3481/GA, 23 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3481/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad. Hoewel voor klagers vervoer naar de
zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. weigering bezoek zonder toezicht (PL-2016-488);
b. uitblijven promotie na zes weken degradatie (PL-2016-502).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De informatie dat klagers BZT-momenten voor onbepaalde tijd zijn ingetrokken, is onjuist. De directie van de p.i. Zwolle heeft toegelicht dat in
plaats
van voor onbepaalde tijd één maand gelezen dient te worden vanaf het moment van klagers degradatie op 22 juni 2016. Klager had dus vanaf 22 juli 2016 een BZT-moment toegewezen kunnen krijgen. Tijdens de zitting van de beklagcommissie heeft de directeur
erkend dat het BZT niet voor onbepaalde tijd was ingetrokken. Het bevreemdt klager dat de beklagcommissie desondanks het redelijk acht dat klagers BZT voor minstens zes weken niet bespreekbaar is. Klager is ten onrechte in de maand juli een BZT-moment
ontnomen. Klager heeft gedurende een periode van zes weken goed gedrag vertoond. Er zijn geen bezwaren jegens klager bekend op grond waarvan een BZT-moment zou moeten worden afgewezen. Pas in augustus is besloten voor klager een uitzondering te maken.
Klager meent te lang in het basisregime te zijn geplaatst. Klager verbleef twee weken tot zijn overplaatsing op 1 juli 2016 in het basisregime van de p.i. Zwolle. Klager is op 11 augustus 2016 door het MDO beoordeeld. Klager heeft zes weken lang goed
gedrag vertoond en had destijds moeten worden gepromoveerd. Klager verbleef vier weken in de p.i. Lelystad en deze periode zou te kort zijn om tot promotie over te gaan. De directeur had echter moeten uitgaan van de periode van zes weken en de p.i.
Zwolle om een verslag moeten vragen over het verloop van klagers verblijf in het basisregime in de p.i. Zwolle. De directeur hanteert een ander beoordelingskader door klagers detentieverleden van voor de laatste zes weken bij de beslissing te
betrekken.
Er heeft geen juiste belangenafweging plaatsgevonden.

De directeur verwijst naar zijn eerder ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 22 juni 2016 de directeur van de p.i. Zwolle heeft besloten tot de degradatie van klager. Op 1 juli 2016 is klager overgeplaatst naar de p.i. Lelystad. Bij de stukken bevinden zich de rapportages van de
MDO-besprekingen in de p.i. Lelystad. Over de bespreking van 7 juli 2016 is in de rapportage vermeld dat klagers BZT-regeling voor onbepaalde tijd is ingetrokken en voor een periode van minimaal zes weken niet bespreekbaar moet worden gemaakt met als
ingangsdatum 7 juli 2016. Over de bespreking van 11 augustus 2016 is vermeld dat, gezien de aard van de disciplinaire straffen en de continuïteit van crimineel gedrag, blijkende uit de rapporten, is besloten dat er nog minimaal zes weken positief
gedrag
dient te worden getoond voor er besloten kon worden klager in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma. Klager was pas vier weken op de afdeling geplaatst waardoor een weloverwogen beslissing niet kon worden genomen. Tijdens de
bespreking van 27 september 2016 is besloten klager voor te dragen voor promotie. In de rapportage van deze bespreking is tevens vermeld dat klager sinds zijn plaatsing in de p.i. Lelystad op 1 juli 2016 (voor hem) positief gedrag heeft laten zien. Er
waren geen meldingen of rapporten en hij heeft schone uc’s afgeleverd.

a.
De beroepscommissie begrijpt het standpunt van de directeur aldus dat na klagers overplaatsing een periode van vier weken te kort is bevonden om klager al in aanmerking te laten komen voor BZT. Dit standpunt vindt de beroepscommissie onvoldoende
gemotiveerd, zeker als in aanmerking wordt genomen dat klager volgens de rapportage van 27 september 2016 sinds zijn plaatsing in de inrichting positief gedrag heeft laten zien. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de
beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor een tegemoetkoming in de vorm van een extra BZT.

b.
Op grond van artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode
van zes weken. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom na vier weken klager aanvullend zes weken in het basisprogramma diende te verblijven. Klager scoorde op de onderdelen van zijn gedrag groen, de
enkele verwijzing naar klagers detentieverleden vormt een onvoldoende onderbouwing. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel eveneens gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog
gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen niet meer hersteld kunnen worden, is er aanleiding klager in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming van € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op beide onderdelen van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt in de vorm van een extra BZT en € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven