Nummer : 17/9/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 5 januari 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van - zo verstaat de voorzitter - 28 december 2016, inhoudende de
oplegging van een aantal toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status (verhoogd) op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 28 december 2016 en eindigende op 27 januari 2017, met
de
bepaling dat de noodzaak van voortduring van de maatregelen maandelijks zal worden getoetst.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 oktober 2016. De voorzitter begrijpt dat hier sprake is van een verschrijving. De voorzitter heeft verder nog kennis genomen van de door verzoekers
raadsman, mr. K. Bruns, gegeven nadere toelichting op het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Bij oplegging en/of verlenging van toezichtmaatregelen als de onderhavige dient, indien het een gedetineerde betreft die op de GVM-lijst staat vermeld met de status ‘Hoog’ dan
wel ‘Verhoogd’ te zijn voldaan aan elk van de volgende vier eisen.
a. er dient een noodzaak te zijn voor de oplegging van die toezichtmaatregelen;
b. de gedetineerde dient te worden gehoord alvorens de toezichtmaatregelen
worden opgelegd;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken, welke belangenafweging
voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde en – in
voorkomende gevallen de beklag- en (voorzitter van de) beroepscommissie;
d. indien de toezichtmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere
maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de
voortduring van die toezichtmaatregelen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijkt uit de mededeling van de beslissing niet dat verzoeker voorafgaand aan de oplegging van die maatregelen is gehoord (onderdeel b) terwijl ook niet blijkt van een eigen, kenbare belangenafweging van de
directeur bij het nemen van deze beslissing (onderdeel c).
Nu de bestreden beslissing niet voldoet aan de vereisten zoals hiervoor bij de onderdelen b en c vermeld, is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende zorgvuldig voorbereid en komt de tenuitvoerlegging van
deze beslissing voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur zal met onmiddellijke ingang worden geschorst. Of in casu voldaan is aan het noodzaaksvereiste
en
de eis van de vereiste maandelijkse toetsing kan gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 5 januari 2017.
secretaris voorzitter