Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3940/GA, 23 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3940/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. M. de Reus, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zoetermeer. Hoewel voor klagers vervoer
naar
de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het mishandelen van een medegedetineerde (ZO 2016/537).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het slachtoffer van de mishandeling heeft niet verklaard door wie de mishandeling heeft plaatsgevonden. Voorts is de mishandeling niet door het
inrichtingspersoneel waargenomen of vastgelegd op een camera. Een onbekend aantal gebleven gedetineerden heeft verklaard dat klager betrokken is bij dit feit. Door de directeur zijn geen al dan niet geanonimiseerde schriftelijke verklaringen
overgelegd.
De betreffende gedetineerden willen liever niet bij naam worden genoemd, van een absolute onmogelijkheid om geanonimiseerde verklaringen te overleggen is niet gebleken. Hierdoor kunnen deze verklaringen door klager niet worden getoetst. Klager ontkent
uitdrukkelijk iets te maken te hebben met de mishandeling. Uit het feit dat is gezien dat klager de vloer voor de doucheruimte heeft gedweild, kan niet worden afgeleid dat de beweerdelijk weggemaakte sporen zijn veroorzaakt door een door klager begaan
feit. Klager heeft verklaard slechts in de buurt van zijn eigen cel te hebben gedweild. Kennelijk hebben ook andere gedetineerden daar gedweild. Klager verwijst naar eerdere uitspraken van de beroepscommissie waarin in soortgelijke situaties werd
geoordeeld dat bij het ontbreken van schriftelijke verklaringen en objectief bewijsmateriaal strafoplegging onredelijk en onbillijk moest worden geacht. Verder lijkt uit de hoogte van de opgelegde straf twijfel te volgen bij de directeur. In
vergelijkbare gevallen wordt zwaarder gestraft. Bij twijfel had oplegging van een ordemaatregel meer voor de hand gelegen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het betrof een lastige situatie waardoor het ook enige tijd heeft geduurd om de feiten te verhelderen. Het slachtoffer heeft verklaard te zijn
gevallen, maar hij werd niet geloofd. Een p.i.w.-er heeft gezien dat klager de doucheruimte is gaan dweilen. Het is uiterst ongebruikelijk dat een niet-reiniger dit doet. De cel van klager en de doucheruimte liggen zo’n vier tot vijf meter van elkaar,
aan verschillende zijden van een gang. De geconstateerde feiten pasten bij de verklaringen van de overige gedetineerden dat klager bij de mishandeling betrokken was. Na de sanctie ontving de directeur van medegedetineerden de bevestiging dat hij de
juiste persoon heeft aangesproken.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Klager wordt verweten een medegedetineerde te hebben mishandeld. Uit het verslag van 13 juli 2016 wordt duidelijk dat op 11 juli 2016 het personeel een hevig bloedende medegedetineerde C. aantrof, die zelf verklaarde dat hij was gevallen en hierbij
zijn
lip had beschadigd. Omdat dit onwaarschijnlijk leek, heeft het personeel navraag gedaan bij enkele andere gedetineerden. Klager zou C. klappen in zijn gezicht hebben gegeven, een klap op zijn lichaam en toen hij op de grond lag twee schoppen. Klager en
andere gedetineerden hebben het bloed op de grond van de doucheruimte verwijderd met een handdoek en daarna de grond gedweild. Dit laatste is gezien door een personeelslid. Klager heeft de grond voor de doucheruimte gedweild. In de schriftelijke
mededeling van de opgelegde disciplinaire straf wordt verder toegelicht dat er steeds meer verklaringen van medegedetineerden kwamen die klager aanwijzen als degene die C. heeft geslagen en geschopt.

De beroepscommissie is van oordeel dat op grond van het hiervoor beschrevene de directeur in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat klager degene is geweest die C. heeft geslagen en geschopt, en hem hiervoor in redelijkheid disciplinair heeft kunnen
straffen. De omstandigheid dat het geweldsincident door het personeel niet is waargenomen en het slachtoffer een andere verklaring voor zijn verwondingen heeft gegeven, staan een dergelijke conclusie niet in de weg. Het beroep zal daarom ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven