Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3793/GA, 23 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3793/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 november 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman, mr. M. de Reus, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De
directeur van de p.i. De Schie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden, wegens fysieke agressie naar een medegedetineerde (S-2016-539).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het fysieke geweld, aangezien hij handelde uit noodweer. Klager bevond zich in de doucheruimte
en
was zich aan het afdrogen en werd aangevallen. Ten tijde van het voorval was hij geheel naakt. Dit maakt aannemelijk dat klager reageerde als reactie op een actie van een ander. Het is niet goed voorstelbaar dat iemand die naakt is in een dergelijke
kwetsbare positie overgaat tot een aanval. De directeur heeft de medegedetineerden die aanwezig waren tijdens het voorval niet gehoord. Op de camerabeelden was niets relevants te zien. Juist in zo’n geval had het bevragen van medegedetineerden
helderheid kunnen bieden. Kennelijk is wel enige waarde gehecht aan hetgeen klager heeft verklaard, aangezien een lichtere straf is opgelegd dan gebruikelijk. Dit is echter een onjuiste benadering: een noodweersituatie is aannemelijk of niet.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd nadat een personeelslid dat afkwam op kabaal uit de doucheruimte, zag dat klager met ontbloot lichaam de doucheruimte uitkwam en trappende bewegingen maakte richting een medegedetineerde.

Op grond van artikel 51, vijfde lid in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd als de gedetineerde niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Een beroep op noodweer kan slagen indien de gedetineerde handelt uit noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Uit de door klager voor de beklagcommissie gegeven toelichting komt naar voren dat een
medegedetineerde tegen de deur van de doucheruimte trapte waardoor klager viel en een gat in zijn hoofd opliep. Klager heeft vervolgens de betreffende medegedetineerde de douche uitgetrapt.
De beroepscommissie is van oordeel dat het vorenstaande geen noodweersituatie oplevert. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven