Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2216/GA, 6 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2216/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 oktober 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Ooyerhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. de in de inrichting verstrekte halalmaaltijden, die niet aan de voorschriften voldoen;
b. het (tot drie maal toe) niet nemen van een beslissing op een verzoek van klager;
c. de levering van halalmaaltijden door een niet erkende Islamitische leverancier en
d. het – in weerwil van een uitspraak van de beroepscommissie van 15 april 2002 – nog steeds niet verstrekken van 7 halalmaaltijden per week, terwijl klager bovendien twijfels heeft over de afkomst van het in de halalmaaltijdenverwerkte vlees.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van alle onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de inrichting gebruik ik geen halalmaaltijden, omdat het vlees niet halal-gecertificeerd is. Ik vind dat ik geen andere keuze heb. Zou het vlees wel halal-gecertificeerd zijn, dan zou ik wel halalmaaltijden gebruiken. Dedirecteur gaat er vanuit dat het allemaal wel goed zit. De maaltijden worden nu geleverd door MKS Food Productie BV en niet door een Islamitische leverancier. Ik ken MKS Food Productie BV niet. De Imam heeft er een bezoek gebracht.Hij heeft mij niet kunnen verzekeren dat het vlees aan de voorschriften voldeed. Wel kon de Imam zien dat alles er in het bedrijf hygiënisch aan toe ging.
Tijdens een eerdere zitting van de beroepscommissie heeft de directeur toegezegd dat stapsgewijs zou worden overgegaan tot uitbreding van de halalmaaltijden. Per april 2002 zouden we zeven dagen per week een halalmaaltijd krijgen ende laatste fase zou betekenen dat we daarnaast ook nog halalbroodmaaltijden zouden ontvangen. Daar is allemaal niets van terecht gekomen. We krijgen nu drie halalmaaltijden per week en de resterende dagen krijgen we een vegetarischemaaltijd voorgeschoteld.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Laat ik vooropstellen dat in de locatie Ooyerhoek de halalmaaltijden worden verstrekt overeenkomstig de richtlijnen zoals die zijn neergelegd in de circulaire van de Minister van Justitie van 15 maart 2002, nr. 51338552/01/DJI. Dehalalmaaltijden worden bereid volgens de daarvoor geldende voorschriften. Ik verwijs in dit verband naar de schriftelijke verklaring van Van Hecke, Food en Management Services, van 19 september 2001 waaruit blijkt dat de leveranciervan de maaltijden, MKS Food Products BV, de goedkeuring heeft gekregen om halalmaaltijden te produceren. Tevens verwijs ik naar de schriftelijke verklaring van MKS Food Products van 19 juli 2002 waaruit blijkt dat de bij MKSgeproduceerde halalmaaltijden gegarandeerd halal zijn.
Het klopt dat ik bij een eerdere gelegenheid heb gezegd dat de verstrekking van halalmaaltijden gefaseerd zou worden ingevoerd en dat een van de vervolgstappen het verstrekken van zeven dagen halalvoedsel per week zou zijn. Ik hebdaar echter ook bij gezegd dat er eerst een evaluatie zou plaatsinden voordat deze vervolgstap zou worden gezet. Inmiddels heeft de Minister van Justitie voormelde circulaire uitgevaardigd. Dat veranderde de zaak. Door drie dagenper week een warme halalmaaltijd aan te bieden en de resterende vier dagen vegetarisch voedsel aan te bieden, wordt voldaan aan het gestelde in de circulaire.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a en c overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie is van oordeel dat op de directeur een inspanningsverplichting rust om te waarborgen dat de halalmaaltijden aan de daaraan te stelleneisen voldoen. De directeur heeft aan die inspanningsverplichting invulling gegeven door zich te verstaan met Van Hecke BV en met MKS Foodproducts BV, de leverancier van Van Hecke BV, over de wijze waarop de halalmaaltijden wordengeproduceerd.
Blijkens de brief van Van Hecke BV van 19 september 2001 is het bedrijf op de hoogte van de eisen die aan een halalmaaltijd moeten worden gesteld. In de brief is daaromtrent het volgende vermeld:
„Om het kwaliteitslabel ‘Halal gecertificeerd’ te mogen voeren is de producent gebonden aan een aantal afspraken en procedures, zoals:
1. Inkoop van (Halal) geslacht vlees bij een door de certificerende instantie aangewezen slager.
2. Periodieke controle door een Imam van de maaltijden en de productie hiervan.
3. Afdracht van een vaste courtage per geproduceerde Halal maaltijd aan een daartoe aangewezen Moslim instantie.
4. Het opzetten en instand houden van een volledig gescheiden productieproces, waarbij tevens ieder deelproces afzonderlijk opgestart en gekeurd moet worden.“
In de brief van Van Hecke BV van 19 september 2001 is voorts vermeld: „Onze leverancier van koelverse maaltijden heeft, na veel eigen onderzoek en bezoek van verschillende Moslim instanties uit Nederland, de goedkeuring gekregen omzelf Halal maaltijden te gaan produceren die voldoen aan de daaraan te stellen eisen“.
In de brief van MKS Food products BV van 19 juli 2002 is onder meer vermeld: „De Halalmaaltijden die bij MKS geproduceerd worden, zijn gegarandeerd Halal. (...) Op de menucyclus staat het Halalvlees apart aangegeven, zodat duidelijkis dat hier gebruik gemaakt wordt van vlees dat speciaal voor Halalmaaltijden bestemd is. De maaltijden met Halalvlees worden als eerste geproduceerd en vervolgens de overige maaltijden. Contact met overig vlees is dan ookuitgesloten. Voor het produceren van Halalmaaltijden wordt er altijd gereinigd en gedesinfecteerd. Het vlees is allemaal afkomstig van Halal gecertificeerde bedrijven.“ De bedoelde bedrijven worden vervolgens expliciet genoemd.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft mogen afgaan op de desgevraagd aan hem verstrekte informatie, in die zin dat hij er vanuit mag gaan dat de in de inrichting verstrekte halalmaaltijden, watbetreft de bereiding en de verstrekking door de leverancier van die maaltijden aan de inrichting ervan, voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Klagers beroep zal dan ook, voorzover dat betrekking heeft op de onderdelen a. en c.,ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep naar voren is gekomen niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel dan ookeveneens ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Artikel 44, derde lid, Pbw bepaalt dat de directeur er zorg voor draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden.
Naar aanleiding van een uitspraak van de beroepscommissie van 31 januari 2000, nr. A 99/437/GA, betreffende de verstrekking van halalvoeding aan gedetineerden in penitentiaire inrichtingen, heeft de Minister van Justitie op 15 maart2002 een circulaire uitgevaardigd. Wat de frequentie van de verstrekking van halalmaaltijden betreft is in de circulaire het volgende bepaald:
„Uit de uitspraak van de beroepscommissie blijkt, dat de justitiële inrichtingen in steden waar halal wijze geslacht vlees zonder veel moeite of buitensporige kosten te koop is en die redelijkerwijs voor de toebereiding kunnen zorgdragen, verplicht zijn desgevraagd halal voeding te verstrekken aan moslim-gedetineerden. Uit de zinsnede in de uitspraak van de beroepscommissie: ‘niet kan worden gevergd dat hij als regel helemaal afziet van vleesprodukten’ kanechter worden afgeleid dat niet elke dag halal voeding verstrekt behoeft te worden, maar dat gedeeltelijk met vegetarische maaltijden kan worden volstaan, in redelijkheid te bepalen door de directeur. De vraag in hoeverre alleen kanworden volstaan met vegetarische maaltijden hangt af van de inspanningen en de kosten die de directeur zich in voorkomende gevallen moet getroosten om halal voeding aan te bieden.“

Klager meent recht te hebben op zeven halalmaaltijden per week. Thans worden in de inrichting drie halalmaaltijden per week verstrekt. De resterende dagen wordt een vegetarische maaltijd aangeboden. De vraag die beantwoord dient teworden is of de directeur door de wijze waarop hij thans maaltijden verstrekt – drie dagen per week een halalmaaltijd en de resterende dagen een vegetarische maaltijd – voldoet aan het bepaalde in artikel 44 Pbw.
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur zich in zijn uiteindelijke keuze wat de frequentie van de verstrekking van halalmaaltijden betreft heeft laten leiden door hetgeen daaromtrent is bepaald in de circulaire van deMinister van Justitie van 15 maart 2002, nr. 5138552/01/DJI. Hetgeen in deze circulaire omtrent de frequentie van de verstrekking van halalmaaltijden is bepaald kan, ook in het licht van hetgeen de beroepscommissie in haar uitspraakvan 31 januari 2001, nr. A 99/437/GA, heeft overwogen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Bij deze stand van zaken komt de beroepscommissie tot het oordeel dat klagers beroep ook ten aanzien van onderdeel d.ongegrond dient te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 6 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven