Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3075/TA, 3 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3075/TA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.R. Ytsma om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 26 mei 2016 om klager van zijn taken in de Soos te ontheffen (PV 2016/026).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De overweging van de beklagcommissie die erop neerkomt dat bij de bestreden beslissing rekening is gehouden met de omstandigheid dat klager in
de periode voor 1 februari 2016 werd gepest door medeverpleegden die ook in de Soos werkzaam waren, is onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd. Nergens blijkt namelijk uit dat deze omstandigheid is meegewogen. Voorts blijkt nergens uit dat klager
herhaaldelijk is aangesproken op zijn werkgedrag en lichamelijke hygiëne. De medeverpleegden zullen hun klachten hierover hebben overdreven. De inrichting heeft de beslissing in redelijkheid niet kunnen nemen. Verzocht wordt het beroep mondeling te
mogen toelichten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het volgende meegedeeld. De beroepschriften zijn niet voorzien van gronden, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

3. De beoordeling
Klagers raadsman en klager hebben op respectievelijk 6 september 2016 en
7 september 2016 beroep ingesteld tegen de beslissing van de beklagcommissie. Klagers raadsman heeft in zijn beroepschrift verzocht de termijn kenbaar te maken waarbinnen de gronden van het beroep moeten worden ingediend. Bij brief van
25 november 2016 is aan klagers raadsman meegedeeld dat hij de gronden van het beroep binnen tien dagen na dagtekening van die brief schriftelijk nader kan toelichten. De gronden van het beroep zijn op 3 december 2016 op het secretariaat van de Raad
ontvangen. Gelet hierop kan klager, anders dan de inrichting meent, worden ontvangen in zijn beroep.

Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit niet onderbouwde verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting, mede gelet op de hierna te nemen beslissing, niet is gebleken. De
beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Ingevolge artikel 56, eerste lid onder e, Bvt kan een verpleegde beklag instellen tegen een door of namens het hoofd van de inrichting genomen beslissing die een vermeende beperking inhoudt van een recht dat de verpleegde op grond van de Bvt, een ander
wettelijk voorschrift of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt. Klager kan aan (artikel 46 van) de Bvt noch aan een ander wettelijk voorschrift noch aan een in Nederland geldend verdrag het recht op het mogen
verrichten van arbeid, werkzaamheden of taken in het kader van zijn dagbesteding ontlenen. Klagers klacht is derhalve niet gericht tegen een beslissing als vermeld in artikel 56, eerste lid onder e, Bvt. Nu het beklag evenmin betrekking heeft op een
andere in artikel 56 Bvt vermelde beslissing van het hoofd van de inrichting, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Tot slot overweegt de beroepscommissie dat zij bij uitspraak van 6 oktober 2016, 16/1685/TA klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht over de aanpassing van zijn behandelplan die ertoe strekte dat klager nog maar 28 uur in plaats van 32
uur dagbesteding per week (in de Soos) mocht verrichten, om de reden dat deze beslissing was gestoeld op behandelinhoudelijke gronden waarover de beroepscommissie niet kan oordelen. In het onderhavige geval is niet duidelijk geworden of de bestreden
beslissing gepaard is gegaan met een aanpassing van het behandelplan van klager. Om deze reden heeft de beroepscommissie klager op een andere grond niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard dan in de uitspraak van
6 oktober 2016, 16/1685/TA.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven