Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3882/GA, 23 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3882/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.E.P. Somers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsvrouw, mr. M.E.P. Somers, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik
gemaakt. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het geen rekening houden met klagers geloofsovertuiging en allergie bij het verstrekken van voeding.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de hindoestaanse geloofsovertuiging en bij binnenkomst in de inrichting zijn voorkeur voor de maaltijden kenbaar gemaakt. Klager mag geen
rundvlees. Ook heeft klager kenbaar gemaakt dat hij allergisch is voor varkensvlees. Desondanks krijgt klager gemiddeld viermaal per week rundvlees aangeboden.
Sedert november 2016 mag klager meerdere malen per week zijn eigen maaltijden bereiden. Op de andere dagen krijgt hij nog steeds rundvlees aangeboden. Hij krijgt geen vervangende maaltijd. Klager heeft overigens niet aangegeven geen vis te eten.
Klager is van mening, dat de directeur onvoldoende rekening houdt met de voedingseisen van klager en onvoldoende invulling geeft aan de zorgplicht zoals omschreven in artikel 44, derde lid, van de Pbw. De opmerking dat klager voor vegetarische
maaltijden moet kiezen, is volstrekt onvoldoende. Niet is onderzocht of klager ‘algemene maaltijden’ kan verkrijgen met bijvoorbeeld kip, kalkoen, ander gevogelte, vis, schaap, lam of geit.
De inrichting moet zich meer inspannen voor alternatieve maaltijden. Klager mag thans vijf of zes keer per week zelf koken. Nadeel hiervan is dat hij zelf zijn boodschappen moet aanschaffen. Klager ondervindt een algemene allergische reactie
(buikklachten) als hij varkensvlees nuttigt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 44, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden.

Gelet op het door de directeur tegenover de beklagcommissie gevoerde verweer heeft de beroepscommissie geen aanleiding te twijfelen dat bij de verstrekking van voeding rekening wordt gehouden met klagers hindoestaanse geloofsovertuiging. Het door
klager
geschetste beeld, dat hij telkens en voor een lange periode rundvlees krijgt aangeboden, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager tegenover een p.i.w.-er heeft verklaard dat hij
meerdere malen de maaltijd heeft weggegooid omdat hij deze niet zou lusten. Ook met klagers beweerdelijke allergie voor varkensvlees wordt door de directeur rekening gehouden. Het vorenstaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven