nummer: 16/3901/GA
betreft: [klager] datum: 23 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Shaaban, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 november 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsvrouw, mr. M. Shaaban, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betwist de uitkomst van het urineonderzoek, hij heeft geen softdrugs gebruikt. Klager heeft tijdig en meerdere malen verzocht om een
herhalingsonderzoek. Dergelijke verzoeken kunnen ook mondeling worden gedaan.
De verklaring van p.i.w.-er [R] voor de beklagcommissie dat klager zich niet bij hem of een andere p.i.w.-er heeft gemeld voor een verzoek om een herhalingsonderzoek, is van drie maanden na de urinecontrole en niet sterk. Nu het aanvragen van een
herhalingsonderzoek ook mondeling kan, behoort bij discussie over het al dan niet tijdig aangevraagd zijn het risico bij de directeur te liggen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (verder: de regeling) heeft de gedetineerde het recht op een herhalingsonderzoek. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat een verzoek om een
herhalingsonderzoek binnen vierentwintig uur na kennisneming van de uitslag van de eerste analyse schriftelijk dient te worden ingediend bij de directeur.
Gebleken is dat de inrichting ook mondelinge verzoeken om een herhalingsonderzoek aanvaardt en in behandeling neemt.
De beroepscommissie stelt vast dat bij klager op 9 augustus 2016 een urineonderzoek is afgenomen, waarvan de uitslag op 14 augustus 2016 door de inrichting is ontvangen. Klager heeft positief gescoord op THC met een waarde van 174. Blijkens een
aantekening op het laboratoriumrapport is klager daarna gedurende 24 uur – tot 15 augustus 2016 om 15.30 uur – de tijd gegeven om een herhalingsonderzoek aan te vragen.
Gelet op de verklaring van p.i.w.-er [R.] ten overstaan van de beklagcommissie afgelegd, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat klager schriftelijk dan wel mondeling om een herhalingsonderzoek heeft verzocht. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie geeft de directeur naar aanleiding van deze zaak in overweging de praktijk voor het aanvragen van een herhalingsonderzoek in overeenstemming te brengen met de regeling.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017
secretaris voorzitter