Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3267/GA, 16/3271/GA en 16/3387/GA, 22 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/3267/GA, 16/3271/GA en 16/3387/GA

betreft: [...] datum: 22 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 19 september 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager alsmede zijn raadsvrouw om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klachten en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het door de directeur onvoldoende naleven van zijn zorgplicht door onvoldoende op te treden tegen medegedetineerden die de nachtrust verstoren (VU-2016-1288);
b. de gestelde voorwaarden met betrekking tot de belregeling tussen klager en zijn gedetineerde partner (VU-2016-1287);
c. het niet tijdig en volledig inzage verlenen in klagers penitentiair dossier (VU-2016-1286).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. De beklagcommissie heeft niet beslist op het beklag onder c. voor zover dat ziet op het niet tijdig inzage verlenen in klagers
penitentiair dossier.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a: Klager heeft meermalen te kampen gehad met een ernstig verstoorde nachtrust. Hij functioneerde door het slaaptekort minder. Nu de overlast veroorzakende medegedetineerden zijn overgeplaatst, is de rust wedergekeerd. Soortgelijke
maatregelen hadden eerder genomen moeten worden. De directeur is tekortgeschoten in zijn zorgplicht.
Ten aanzien van b: Klager kon in de inrichting waar hij eerder verbleef elke week een uur bellen met zijn partner. Hij zou minimaal dertig minuten moeten kunnen bellen met zijn partner. De directeur heeft niet onderbouwd waarom hij niet langer mag
bellen met zijn vriendin of waarom de duur van het telefoongesprek wordt beperkt door de teamkamer in Zwolle.
Ten aanzien van c: De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat het beklag onvoldoende nauwkeurig was omschreven. Het klaagschrift vermeldt duidelijk de redenen van het beklag.
Klager wenst te worden gehoord.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie acht zich evenwel op grond van de stukken voldoende ingelicht om op de beroepen te beslissen. Zij wijst derhalve klagers verzoek af.

a.
Het beklag betreft in algemene zin de situatie dat onvoldoende wordt opgetreden tegen medegedetineerden die de nachtrust verstoren. Niet is gebleken dat klager zich eerst met een verzoek tot het treffen van maatregelen tot de directeur heeft gericht.
Er
is derhalve geen sprake van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, beklag open staat. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen
en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

b.
In artikel 3.9.1. van de huisregels van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) van de p.i. Vught is het volgende bepaald: ‘U heeft het recht om ten minste eenmaal per 7 dagen gedurende tien minuten te telefoneren met
personen buiten de inrichting, echter niet met medegedetineerden, behalve met uw aantoonbare levenspartner en familie in eerste en tweede graad niet-verblijvend in een EBI.’

Vast staat dat op 1 april 2016 een belregeling tussen klager en zijn tevens gedetineerde partner tot stand is gekomen die – onder meer – inhoudt dat klager eenmaal per maand voor de duur van maximaal vijftien minuten mag telefoneren met zijn partner
via de teamkamer van de p.i. Zwolle, waar klagers partner verblijft. Nu de huisregels toelaten dat klager eenmaal per week gedurende tien minuten telefonisch contact heeft met zijn gedetineerde levenspartner, is de vastgestelde belregeling hiermee in
strijd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en
zal de hoogte daarvan vaststellen op € 15,=. Zij zal de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

c.
De beklagcommissie heeft niet beslist op het beklag voor zover dat ziet op het niet tijdig inzage verlenen in klagers penitentiair dossier. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen dit onderdeel van de klacht in enige en hoogste instantie
afdoen.

Uit de reactie van de directeur blijkt dat klager op 30 maart 2016 een verzoek tot inzage in zijn penitentiair dossier heeft ingediend en dit verzoek op 25 april 2016 is toegewezen. De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet binnen een
redelijke
termijn nadat hij daarom had verzocht inzage in zijn dossier heeft gekregen. Het beklag zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager in verband met het ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.

Ten aanzien van het niet volledig inzage verlenen in klagers penitentiair dossier overweegt de beroepscommissie dat de artikelen 36 en 37 van de Penitentiaire maatregel (Pm) bepalen welke stukken in het penitentiair dossier worden opgenomen. Klager
heeft onweersproken gesteld dat de verslagen van het multidisciplinair overleg zich ten tijde van inzage niet in klagers penitentiair dossier bevonden. Op grond van artikel 37, eerste lid onder j, van de Pm hadden deze verslagen in het penitentiair
dossier moeten zijn opgenomen. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de directeur heeft toegezegd de ontbrekende
stukken alsnog aan klager te doen toekomen en niet is gebleken dat klager enig nadeel heeft ondervonden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van het beklag onder a. de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

De beroepscommissie verklaart het beklag onder c. wat betreft het niet tijdig inzage verlenen in klagers penitentiair dossier gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder c. wat betreft het niet volledig inzage verlenen in klagers penitentiair dossier gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt dat
aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 22 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven