nummer: 16/3136/GA
betreft: [klager] datum: 20 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 september 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. Visser, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting
Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, gedurende de nachtelijke uren, voor de duur van drie dagen, met ingang van 11 juni 2016.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager was aanwezig bij de rechtbank voor een procedure omtrent de verlenging van zijn voorlopige
hechtenis. Dit is altijd lastig. Hij was verdrietig vanwege de uitzichtloosheid van de situatie waarin hij zich bevindt. Hij was kort voor het opleggen van de bestreden beslissing ook aanwezig bij de rechtbank ten behoeve van een procedure omtrent zijn
kinderen. Uit die procedure vloeide voort dat hij zijn kinderen gedurende een aanzienlijke periode niet zou kunnen zien. Niet is gebleken dat sprake is van een onontkoombaar risico op suïcide. De bestreden beslissing is buitenproportioneel en in strijd
met het recht op privacy.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is direct na terugkomst van de rechtbank op 10 juni 2016 op advies van de psychiater en met
telefonisch akkoord van de directeur onder cameratoezicht geplaatst. De directeur heeft klager op 11 juni 2016 gehoord. De directeur erkent desgevraagd dat het bewaardersarrest te lang heeft geduurd. Klager is eerder onder cameratoezicht geplaatst
vanwege suïcidaliteit. Klager was op 10 juni 2016 zichtbaar ontdaan. Gelet hierop en op klagers suïcidaliteit in het verleden is beslist tot cameratoezicht. De bestreden beslissing is op 13 juni 2016 voortijdig stopgezet.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een medewerker een gedetineerde, indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op grond van artikel 23, eerste lid onder b, geboden is, voor ten hoogste vijftien uur in
afzondering plaatsen (het zogenoemde ‘bewaardersarrest’). Voor ommekomst van die termijn van vijftien uur dient de directeur een beslissing te nemen. De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie desgevraagd aangegeven dat het bewaardersarrest
is toegepast en dat het bewaardersarrest langer heeft geduurd dan de wettelijk toegestane vijftien uur. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal deze
vaststellen op € 7,=.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een hogere tegemoetkoming aan klager, nu de directeur op basis van klagers gemoedstoestand en signalen van mogelijk gevaar voor suïcidaliteit in het recente verleden in redelijkheid heeft
kunnen beslissen tot oplegging van de bestreden ordemaatregel met cameratoezicht.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 februari 2017
secretaris voorzitter