nummer: 16/3226/GA
betreft: [klaagster] datum: 20 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Ter Peel,
gericht tegen een uitspraak van 9 september 2016 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. S.F.J. Smeets, en [...], juridisch medewerker bij de locatie Ter Peel.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de interne overplaatsing van klaagster van afdeling 12 naar afdeling 4 op 28 juni 2016.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
De directeur is verantwoordelijk voor de orde en rust op de afdeling in brede zin. De directeur heeft een zekere beleidsvrijheid bij het al dan niet intern overplaatsen van gedetineerden. De schorsingsvoorzitter heeft in RSJ 23 februari 2016,
16/0520/SGA overwogen dat in de Pbw geen eisen worden gesteld aan dergelijke beslissingen. Er heeft een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. Op de afdeling en de arbeid bleven conflicten ontstaan tussen klaagster, personeel, waaronder haar
mentor, en medegedetineerden. Er was sprake van een verstoorde relatie. Klaagster is geïnformeerd over de reden van de overplaatsing. Daartoe wordt verwezen naar het D&R-plan. Klaagsters detentie zou onnodig moeizaam blijven verlopen bij continuering
van een verblijf op afdeling 12. Klaagster heeft achteraf aangegeven dat zij zich kan vinden in de bestreden overplaatsingsbeslissing.
Door en namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Niet gecontroleerd kan worden of de bestreden overplaatsingsbeslissing zorgvuldig is genomen. Klaagster is ook na de overplaatsing niet op de hoogte gebracht van de redenen van die beslissing. Zij vertoonde goed gedrag. Alleen de samenwerking tussen
klaagster en haar mentor verliep niet goed. Zij wilde een nieuwe mentor en zij heeft daartoe verzoeken gedaan. Klaagster heeft beklag ingediend omdat er niets met die verzoeken werd gedaan. Klaagster en haar raadsman kunnen zich vinden in de uitspraak
van de beklagcommissie.
Klaagster wil overigens niet meer worden teruggeplaatst naar afdeling 12. Zij heeft een trauma opgelopen en durft geen klachten meer in te dienen. In het D&R-plan wordt volgens klaagster een verkeerd beeld van haar geschetst.
3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat is beslist tot interne overplaatsing van klaagster wegens het in gevaar brengen van de orde, rust en veiligheid op de afdeling. In het D&R-plan is onder ‘samenvatting mentorgesprekken’ ter
onderbouwing van die beslissing het volgende vermeld:
“[Klaagster] wilde tegen diverse collega’s van de afdeling in beklag. [Klaagster] heeft er moeite mee om ‘nee’ te horen. Zij wilde wisselen van mentor. Dit werd niet gedaan en [klaagster] was daar niet blij mee. Er hebben veel dames geklaagd over
[klaagster] bij diverse collega’s, dat [klaagster] een hetze aan het voeren was tegen bepaalde collega’s op afdeling 11/12. Al deze zaken hebben er toe bijgedragen om gezamenlijk te besluiten dat [klaagster] overgeplaatst wordt.” De beroepscommissie
acht op basis van deze argumentatie onvoldoende aannemelijk geworden dat klaagster de orde, rust en veiligheid op de afdeling in gevaar heeft gebracht. Mitsdien is de bestreden beslissing onvoldoende onderbouwd. Voorts is de beslissing naar het oordeel
van de beroepscommissie onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Hoewel in de wet geen eisen worden gesteld aan een beslissing tot interne overplaatsing, is van belang dat voor de over te plaatsen gedetineerde voldoende duidelijk is waarom hij/zij
intern wordt overgeplaatst. Uit het D&R-plan blijkt dat de redenen van de overplaatsingsbeslissing klaagster niet voorafgaand aan de uitvoering van die beslissing zijn meegedeeld, maar desgevraagd pas daarna op 2 juli 2016.
Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 februari 2017
secretaris voorzitter