Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0261/GB, 20 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/0261/GB

Betreft: [klager] datum: 20 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kupelian, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 17 maart 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 5 januari 2017 is klager opgeroepen zich op 17 maart 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van 209 dagen gevangenisstraf. Op 12 januari 2017 is namens klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 18 januari
2017
ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is een praktiserende Jood. Hij maakt zich ernstig zorgen over mogelijke beperkingen van zijn vrijheid van godsdienst alsmede zijn veiligheid in het Justitieel Complex Zaanstad. Het volgen
van Joodse eetvoorschriften vormt een verplicht onderdeel van het leven van een religieuze Jood. Tijdelijk overschakelen naar een niet-koosjer eetregime is geen optie. Het koosjer eten is inherent aan het Jodendom, hetgeen onder de reikwijdte van
artikel 6 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) valt. Beperkingen van de uitoefening van de vrijheid van godsdienst dienen getoetst te worden aan de beperkingsclausules uit voornoemde artikelen.
Praktische beperkingen zoals het niet voorhanden hebben van koosjer eten voldoen niet aan de zwaarwegende vereisten uit de beperkingsclausules en vormen een niet rechtens toegestane inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Klager verdient een garandering
van de mogelijkheid tot een onmiddellijke uitoefening van zijn godsdienst. Voorts vreest klager voor zijn veiligheid in de inrichting. In een steeds meer gepolariseerde samenleving neemt het antisemitisme toe. Hij wijst er op dat uit een onderzoek van
het Verwey-Jonker instituut blijkt dat in Nederland regelmatig antisemitische gedachtegangen worden gekoesterd en antisemitische voorvallen plaatsvinden. Het is voorstelbaar dat de vijandigheid en het antisemitisme door (Moslim-) medegedetineerden
jegens klager in een gesloten inrichting een extremere vorm zal aannemen. Ondanks de aanwezigheid van bewaarders zal klager te allen tijde een reëel risico lopen (zwaar) mishandeld of zelfs gedood te worden, mede vanwege de verhouding tussen het aantal
gedetineerden en het aantal bewaarders en de niet constante aanwezigheid van bewaarders. Klager verzoekt om te bepalen dat hij zich alsnog in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) mag melden of te garanderen dat in het Justitieel Complex Zaanstad
koosjer eten wordt verstrekt aan klager, dat hij zijn geloof kan belijden en dat aan hem een eenpersoonscel wordt toegekend. Voorts voert klagers raadsman aan dat klager lijdt aan een aandoening, genaamd herpes genitalia, hetgeen besmettelijk is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In de inrichting zijn er mogelijkheden om het geloof te blijven uitoefenen. Zo kan klager gesprekken met de Rabbi aanvragen en kan hij een verzoek om koosjer eten
indienen. Er zijn vele culturen aanwezig binnen de inrichting en met het uitoefenen van ieders geloof wordt daarmee waar het mogelijk is rekening gehouden. Er zullen echter wel beperkingen aanwezig zijn. Hoe snel het een en ander binnen de inrichting
geregeld kan worden, is aan de inrichting waar klager geplaatst zal worden. De selectiefunctionaris adviseert om voor de oproepdatum contact op te nemen met de inrichting om eventuele vragen te stellen. Binnen de inrichting is een medische dienst en
een
inrichtingsarts aanwezig en klager kan zich met medische klachten en aandoeningen tot hen wenden. Ten aanzien van het verzoek om klager in een beperkt beveiligde inrichting te plaatsen, merkt de selectiefunctionaris op dat de tenuitvoerlegging van
lopende vonnissen plaatsvindt in normaal beveiligde inrichtingen. Het direct plaatsen van zelfmelders in een beperkt beveiligde inrichting is afgeschaft.

4. De beoordeling
4.1. Het Justitieel Complex Zaanstad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime
van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager heeft verzocht om zich te mogen melden bij een b.b.i. in plaats van bij het
Justitieel Complex Zaanstad, welke inrichting een gesloten inrichting is. Op
10 september 2013 is de Regeling (Stcrt. nr. 25079) gewijzigd waardoor de
verplichting is vervallen om zelfmelders bij een eerste plaatsing in een b.b.i. te
plaatsen. Vanaf 1 maart 2014 worden zelfmelders in het plusprogramma van een
inrichting met een normaal beveiligingsniveau geplaatst.

4.4. Voorts heeft klager verzocht om gedurende zijn verblijf in het Justitieel Complex
Zaanstad in een eenpersoonscel te worden geplaatst en om mogelijkheden om
zijn geloof uit te blijven oefenen en koosjer te eten. Conform artikel 16 van de Pbw
bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van gedetineerden in de
inrichting. Dit betreft derhalve geen bevoegdheid van de selectiefunctionaris.
Conform artikel 41 van de Pbw heeft een gedetineerde het recht om zijn
godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden en te beleven. Daartoe wordt in
penitentiaire inrichtingen onder meer geestelijke verzorging aangeboden en wordt bij
de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening gehouden met de godsdienst
of levensovertuiging van de gedetineerde. Daarnaast maakt de beroepscommissie
uit de onderliggende stukken op dat de selectiefunctionaris navraag heeft gedaan bij
het Justitieel Complex Zaanstad. Uit de overgelegde informatie volgt dat koosjere
voeding in de inrichting aanwezig is en dat klager, indien hij dit kenbaar maakt bij de
intake, dit direct zal ontvangen. Verder is een rabbijn aanwezig in de inrichting en
heeft klager het recht om religieuze attributen in zijn verblijfsruimten te houden,
zoals een gebedenboekje en een Hebreeuwse bijbel.

4.5. Ten aanzien van hetgeen is aangevoerd omtrent klagers medische aandoening,
merkt de beroepscommissie op dat in de inrichting een medische dienst en
inrichtingsarts aanwezig zijn, tot wie klager zich kan wenden.

4.6. Alles overziende kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven