Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1693/TP, 17 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1693/TP

betreft: [klager] datum: 17 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 14 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. V.C. van der Velde, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman voornoemd om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 10 augustus 2002 verlengd tot 8 november 2002.

2. De feiten
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 13 november 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere Binnen teAlmere.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 7 augustus 2002 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (verder: Veldzicht). Deze plaatsing is op 22 augustus 2002 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in het argument van de Minister om hem geen voorrang bij plaatsing in een tbs-inrichting te verlenen boven andere even lang of langer wachtende passanten. Het ministeriële beleid van plaatsing inchronologische volgorde mag niet ten nadele van klager komen. Klager heeft belang bij een zo kort mogelijke passantentermijn met het oog op een spoedige resocialisering. Zijn behandeling heeft minimaal een vertraging van negenmaanden opgelopen, daadwerkelijk een factor x groter, gelet op het feit dat de lange wachttijd van een tbs-passant een negatieve uitwerking heeft op diens motivatie en het gehele verdere verloop van de behandeling.
Voorts acht klager zijn geschiktheid voor verblijf in een huis van bewaring niet relevant. Een raadsel is waarom de Minister bij de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Almelo over klagers detentiegeschiktheid informatieinwint. Nu de Minister in de procedure een beroep doet op deze informatie, dient deze te worden overgelegd. Wegens de niet meer in te halen behandelachterstand zal het beroep materieel gegrond zijn. De Minister is schadeplichtigjegens klager. De beroepscommissie wordt verzocht een schadevergoeding vast te stellen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager op 2 augustus 2002 is gehoord en hem de verlengingsbeslissing bij brief van 6 augustus 2002 is medegedeeld.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in eenh.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. Klager verbleef op een gewone afdeling van het h.v.b. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geensignalen van een wegens klagers psychische conditie onhoudbare situatie of van detentieongeschiktheid ontvangen. Bij brief van 22 augustus 2002 is de FPD te Almelo gevraagd te onderzoeken of voortzetting van klagers verblijf in heth.v.b. met het oog op zijn psychische conditie verantwoord is. Klager is op 22 augustus 2002 in Veldzicht geplaatst.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.
Klager verbleef ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing negen maanden als passant in een h.v.b. Deze duur acht de beroepscommissie niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bijafweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

De beroepscommissie is niet gebleken van een onderzoek naar klagers psychische conditie door de FPD te Almelo, waartoe de Minister verklaart genoemde FPD bij brief van 22 augustus 2002 te hebben verzocht. Uit de medischeverklaringen d.d. 1 en 8 juli 2002 van de FPD Flevoland te Almere, opgemaakt met het oog op het beroep 02/1150/TP, blijkt dat klager zich gekrenkt voelt over de zijns inziens ten onrechte opgelegde tbs. Hij zal zich tegen de tbsblijven verzetten. Uit het onderzoek door de forensisch psychiater blijkt geen acuut-psychiatrische problematiek.
Gelet op geringe tijdsverloop tussen voornoemd onderzoek van de FPD Flevoland en het nemen van de bestreden beslissing gaat de beroepscommissie ervan uit dat ten tijde van het nemen van de onderhavige verlengingsbeslissing klagerspsychische conditie niet van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. Er bestond derhalve geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 10 augustus 2002 tot 22 augustus 2002, de datum van klagers daadwerkelijke plaatsing inVeldzicht, niet in strijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 17 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven