Nummer : 16/3216/SGA
Betreft : [...] datum: 22 september 2016
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 19 september 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van vijf dagen, ingaande op 19 september 2016 om 16.30 uur en eindigende op 24 september 2016 om 16.30 uur, wegens het bij een
urinecontrole niet kunnen produceren van urine hetgeen gelijk wordt gesteld met harddrugsgebruik.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 september 2016 alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde pi. inhoudende onder meer dat het schorsingsverzoek als klacht
zal worden ingeboekt en afgehandeld.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
De voorzitter constateert dat de bestreden beslissing is genomen op 19 september 2016 om 16.30 uur en dat de mededeling daarvan op 20 september 2016 om 18.00 uur aan verzoeker is uitgereikt. Dat is niet binnen de daarvoor gestelde termijn van 24 uur.
Hoewel de wet een onverwijlde uitreiking voorschrijft, hoeft dat – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Die onverwijlde uitreiking van de mededeling is met name bedoeld om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen
tegen de beslissing van de directeur. Verzoeker heeft van die rechtsmiddelen ten aanzien van de onderhavige beslissing tijdig gebruik gemaakt.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een verslag van 19 september 2016, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker bij gelegenheid van een urinecontrole te weinig urine heeft geleverd om de procedure af te kunnen ronden hetgeen conform het
geldende sanctiebeleid wordt bestraft als gebruik van harddrugs. Op grond daarvan kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid beslissen onderhavige disciplinaire straf op te leggen. Het verzoek zal daarom worden
afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 22 september 2016.
secretaris voorzitter