Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1662/TP, 9 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1662/TP

betreft: [klager] datum: 9 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 9 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. G.J.P.M. Mooren, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 31 juli 2002 besloten
a. de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 12 april 2002 te verlengen tot en met 10 juli 2002;
b. de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 11 juli 2002 te verlengen tot en met 8 oktober 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 31 augustus 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
De datum van klagers vervroegde invrijheidstelling uit de gevangenisstraf is berekend op 8 juli 2003. Bij brief van 31 oktober 2000 is aan klager bericht dat op of omstreeks 14 oktober 2001 een derde van de aan hem opgelegdestraf(fen) zou zijn verstreken en dat de Minister advies zou vragen over de vervroegde tenuitvoerlegging van klagers tbs met ingang van laatstgenoemde datum, dan wel vanaf een eerdere of latere datum. Bij brief van 31 juli 2002heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 14 oktober 2001 in aanmerking kwam voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat hij oplaatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst. Bij deze brief van 31 juli 2002, uitgereikt aan klager op 6 augustus 2002, heeft de Minister klager ook bericht dat hij nog nietgeplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 12 april 2002
met drie maanden is verlengd tot en met 10 juli 2002 en met ingang van 11 juli 2002 is verlengd tot en met 8 oktober 2002. Klager is terzake van de verlengingen niet gehoord.
Klager heeft tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf laatstelijk verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Dordtse Poorten te Dordrecht. Aldaar is op 22 augustus 2002 klagers psychische conditie onderzocht dooreen psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Rotterdam en Dordrecht. Klager is op 10 oktober 2002, krachtens ministeriële beslissing van 13 augustus 2002, geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzichtte Balkbrug.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is tot tweemaal toe achteraf meegedeeld dat zijn wachttermijn is verlengd. Hij is daarover beide keren niet gehoord. Het beroep zal daarom formeel gegrond zijn. Bij brief van 31 oktober 2000 is aan klager meegedeeld dathij mogelijk op of omstreeks 14 oktober 2001 geplaatst zou worden in een tbs-inrichting. Vanaf dat moment heeft de vraag wanneer hij werkelijk zou worden geplaatst in een tbs-kliniek klager dagelijks beziggehouden. Vanaflaatstgenoemde datum heeft het nog een jaar geduurd tot aan zijn daadwerkelijke plaatsing. Hij heeft daarover tot aan de ontvangst van de brief d.d. 31 juli 2002, ondanks vragen daarover van en namens klager, van zijn moeder en vanfunctionarissen van voormelde p.i. geen enkele inhoudelijke reactie van de Minister gekregen. Klager vraagt in verband met de zeer langdurige onzekerheid waarin hij heeft verkeerd een substantiële tegemoetkoming te mogen ontvangen.
Ten aanzien van de materiële kant van de zaak refereert klager zich aan het oordeel van de beroepscommissie.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet is gehoord over de beide verlengingen en deze niet tijdig aan hem zijn meegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aandeze beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring beschouwt de psychiater van de FPD Rotterdam en Dordrecht klager niet alsdetentieongeschikt.

4. De beoordeling
Klager is niet gehoord over de onder 1. genoemde verlengingen van de wachttermijn.
Bij brief d.d. 31 juli 2002 is hij geïnformeerd over die verlengingen.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing vande Minister ten aanzien van beide verlengingen van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op twee maal € 50,--, derhalve in totaal € 100,--.

Klager was als gevolg van het capaciteitstekort ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan zijn verblijf in een p.i. ten grondslag en niet dehem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat een langer verblijf in een p.i. naar medisch oordeel niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden een plaatsing met voorrang gerealiseerd teworden.

Uit de medische verklaring d.d. 10 september 2002 van onderzoek op 22 augustus 2002 door een psychiater van de FPD Rotterdam en Dordrecht blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat eenverder verblijf in de p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en ook niet als onredelijk of onbillijk is aan te merken en dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 12 april 2002 tot en met 10 juli 2002 en van 11 juli 2002 tot en met 8 oktober 2002.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfdelid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlengingen van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 12 april 2002 tot en met 10 juli 2002 en van 11 juli 2002 tot en met 8 oktober 2002;

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 100,--.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 9 december 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven