nummer: 16/4033/TA
betreft: [klager] datum: 13 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het in gemalen vorm aanbieden van medicatie (RV-2016-417).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De raadsman van klager heeft geen oproep voor een zitting ontvangen, waardoor klagers recht op rechtsbijstand is geschonden. Klachten die zien op de
zorgplicht van het hoofd van de inrichting kunnen wel degelijk worden ontvangen. Klager heeft niet enkel gesteld dat sprake is van het niet betrachten van de zorgplicht, maar heeft dit gedetailleerd toegelicht. De medicatie die hem is voorgeschreven
wordt hem op een ondeugdelijke wijze toegediend vanwege geruchten over handel met medicatie door klager. Het besluit hiertoe is genomen door de inrichting. Er is wel degelijk sprake van een schending van de zorgplicht. Klager ontkent te handelen in
medicatie. Het vermalen van de medicatie heeft nadelige gevolgen voor klager. Door de vermalen medicatie ervaart klager drang naar cocaïne. Hierdoor voelt hij zich gedwongen de medicatie niet in te nemen.
Het hoofd van de inrichting verwijst naar het voor de beklagrechter gevoerde verweer en de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Klager klaagt over de voor de beklagrechter gevolgde procedure. Nu in beroep klagers klacht opnieuw wordt beoordeeld, kan de bespreking hiervan achterwege blijven.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Op grond van artikel 41, vierde lid onder a, van de Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg voor de verstrekking van de
door
de aan de inrichting verbonden arts voorgeschreven medicijnen. Klager klaagt over de wijze waarop de medicatie hem door de inrichting worden verstrekt, namelijk in gemalen vorm. Gelet op artikel 56, vierde lid, van de Bvt staat hiertegen geen beklag
open. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2017
secretaris voorzitter