nummer: 16/2463/GA, 16/2684/GA, 16/2686/GA, 16/2687/GA, 16/2690/GA en 16/2692/GA
betreft: [klager] datum: 13 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 8 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. W.K. Cheng en mevrouw [...], juridisch medewerker bij de p.i. Veenhuizen, locatie Esserheem. Als toehoorder was aanwezig mevrouw [...],
werkzaam bij het secretariaat van de Raad.
Klager is niet ter zitting verschenen. De directeur van de p.i. Almelo, waar klager ten tijde van de zitting van de beroepscommissie verbleef, heeft op 26 januari 2017 schriftelijk laten weten dat klager niet ter zitting zal verschijnen. De raadsman
heeft niet om aanhouding van de behandeling verzocht.
Op 3 februari 2017 is een aanvullende reactie van de directeur van de p.i. Almelo op het secretariaat van de Raad ontvangen. De directeur heeft aangegeven dat het onverantwoord werd geacht om klager op transport te laten gaan vanwege een melding van
een
op handen zijnde gijzeling met als doel een ontsnapping uit detentie en zeer ernstig wangedrag van klager.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het indelen van klager voor de arbeid, zonder overleg, terwijl hij wegens medische klachten drie maanden niet heeft gewerkt en het onterecht ziekmelden van klager door het personeel waardoor hij moest luchten in een luchtkooi en werd ingesloten
tijdens de voor arbeid bestemde uren (16/2463/GA en EH/2016/000031, EH/2016/000032 en EH/2016/000033);
b. het op 28 januari 2016 niet in de gelegenheid gesteld worden om te telefoneren met de raadsman (16/2684/GA en EH/2016/000042);
c. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van één dag wegens onenigheid met een medegedetineerde en de interne overplaatsing van klager (16/2686/GA en
EH/2016/000076);
d. het niet verkrijgen van inzage in en een uitdraai van het detentie- en re-integratieplan (16/2687/GA en EH/2016/000084);
e. het op 23 februari 2016 niet in de gelegenheid gesteld worden om te telefoneren met de raadsman (16/2690/GA en EH/2016/000087);
f. de vermissing en beschadiging van klagers voorwerpen en de staat van zijn verblijfsruimte na een inspectie (16/2692/GA en EH/2016/000113).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a: klager heeft gedurende drie maanden niet deelgenomen aan de arbeid wegens medische klachten, zonder dat daaraan een status was toegekend. Klager was wel bereid om te werken, mits er aangepast werk voorhanden was. Op 21
januari 2016 werd van klager verwacht dat hij deelnam aan de arbeid. Klager werd hiermee overvallen. Hij heeft aangegeven dat hij een dag later naar de dokter moest en dat het niet handig was om te gaan werken. Klager was niet bekend met de inhoud van
de werkzaamheden. Het personeel heeft klager vervolgens ziek gemeld, terwijl klager niet ziek was. Hierdoor moest klager luchten in een luchtkooi en werd hij ingesloten tijdens de arbeidsuren. Klager is op 22 januari 2016 daadwerkelijk
arbeidsongeschikt
geacht. Hij heeft gedurende de twee weken daarna ook niet gewerkt, totdat er aangepast werk beschikbaar was.
Ten aanzien van onderdeel b: aan klager is op 28 januari 2016 een disciplinaire straf opgelegd. Hij heeft verzocht om met zijn raadsman te telefoneren, maar dit werd niet toegestaan. Klager wilde nagaan of zijn raadsman, die de volgende dag zou
langskomen, bepaalde documenten had ontvangen ten behoeve van de strafzaak. Tevens wilde klager zijn raadsman vragen een schorsingsverzoek in te dienen. Klager betwist dat hij voldoende gelegenheid zou hebben gehad om met zijn raadsman te bellen.
Ten aanzien van onderdeel c: klager is op 22 februari 2016 onterecht in afzondering geplaatst en vervolgens overgeplaatst naar een andere afdeling. Er was sprake van een woordenwisseling tussen twee gedetineerden en klager probeerde dit te sussen. De
aanstichter mocht dezelfde avond weer meedoen aan de recreatie. Klager is langer ingesloten geweest dan de andere betrokken gedetineerden.
Ten aanzien van onderdeel d: klager heeft via een verzoekbriefje aan het afdelingshoofd gevraagd om inzage in en een uitdraai van het detentie- en re-integratieplan. Het afdelingshoofd zou dit binnen een week regelen, maar dat is niet gebeurd.
Ten aanzien van onderdeel e: gedurende de tenuitvoerlegging van een ordemaatregel heeft klager op 24 februari 2016 verzocht om met zijn raadsman te telefoneren. Hij wilde zijn raadsman vragen om een schorsingsverzoek in te dienen. Zijn verzoek werd pas
toegestaan om 16.00 uur. Een dag eerder heeft klager ook gevraagd of hij zijn advocaat mocht bellen, maar dit werd geweigerd.
Ten aanzien van onderdeel f: klagers verblijfsruimte was een chaos na de inspectie. Klager mist stekkerdozen en zwarte bakjes. De bakjes zijn niet van de inrichtingswinkel, want klager heeft ze zelf gekocht. Klager heeft van de winkel bevestigd
gekregen
dat het kopen van etenswaren inclusief de bakjes is. Klager was dus eigenaar van de bakjes. Verder waren klagers jas en trainingsjas besmeurd met vogelpoep, hetgeen voor de inspectie niet het geval was, en was de binnenzak van klagers jas gescheurd.
Klager heeft dit gemeld bij een bewaarder op de afdeling. Namens klager wordt verzocht om een reactie van bewaarder G.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a: na zijn plaatsing in de inrichting heeft de medische dienst klager niet arbeidsongeschikt geacht, maar heeft zij geoordeeld dat klager vanwege medische klachten, zoals een stofallergie en schouderblessure, (tijdelijk) in
aanmerking kwam voor aangepaste werkzaamheden. Daarop is hij ingedeeld voor een binnendienstbaan en deze zou aanvangen op 21 januari 2016. Klager wist in grote lijnen wat de werkzaamheden inhielden. Het is onjuist dat klager zonder meer aan het werk is
gezet in de normale arbeid. Klager is voor korte tijd volledig arbeidsongeschikt verklaard vanwege oogletsel.
Ten aanzien van onderdeel b: de noodzaak voor telefonisch contact met de raadsman is niet naar voren gekomen, nu de raadsman de volgende dag om 09.00 uur zou langskomen. Klager heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om te bellen, want hij is pas op 28
januari 2016 omstreeks 15.10 uur ingesloten. Indien een gedetineerde in een strafcel verblijft, is telefoneren geen probleem nu zich een telefoonvoorziening op de afdeling bevindt. Indien een gedetineerde als gevolg van een sanctie is ingesloten in de
eigen verblijfsruimte, dient de afdeling vrij te worden gemaakt als de gedetineerde gebruik wil maken van de telefoonvoorziening.
Ten aanzien van onderdeel c: klager heeft een hevige woordenwisseling gehad met een medegedetineerde. Een andere gedetineerde is tussenbeide gekomen. De ordemaatregel is opgelegd in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de
inrichting. De directeur is bevoegd tot interne overplaatsing.
Ten aanzien van onderdeel d: klager heeft geen schriftelijk verzoek ingediend. Het verzoek dient te worden ingediend bij de afdeling D&R. Uit navraag bij het afdelingshoofd bleek dat geen verzoek van klager was ontvangen.
Ten aanzien van onderdeel e: klager heeft op 24 februari 2016 verzocht om met zijn advocaat te mogen bellen. De spanning tussen klager en de medegedetineerden op de afdeling was door het incident hoog opgelopen. Ter voorkoming van escalatie en ter
bescherming van klager is zijn verzoek niet ingewilligd. Er was onvoldoende gelegenheid om klager met zijn advocaat te laten bellen. De noodzaak voor telefonisch contact is niet naar voren gekomen.
Ten aanzien van onderdeel f: de etensbakjes zijn meegenomen omdat ze worden hergebruikt. De bakjes zijn niet afkomstig uit de winkel, maar uit de keuken. Klager ontvangt koosjer voedsel. De maaltijden worden bereid in de keuken en vervolgens in de
bakjes verspreid aan de gedetineerden. Het is zeer onaannemelijk dat tijdens de celinspectie vogelpoep op klagers jassen terecht is gekomen. Klager hield minstens één en vermoedelijk twee vogels in zijn verblijfsruimte. Klager heeft bij de bewaarder
geen melding gedaan van de beschadiging van zijn jassen; hij heeft enkel de vermissing van de etensbakjes gemeld.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klagers raadsman heeft aangevoerd dat klager wel bereid was om te werken, mits er aangepaste arbeid voorhanden was. De directeur heeft aangevoerd dat aan klager aangepaste arbeid is aangeboden, namelijk een baan in de binnendienst. De beslissing om
klager in te delen voor de (aangepaste) arbeid acht de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Uit het verhandelde ter zitting en uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klager op 21 januari 2016 heeft aangegeven niet naar
de arbeid te gaan, omdat hij al drie maanden geen arbeid had verricht en hij de volgende dag een doktersafspraak had. Nu klager er zelf voor heeft gekozen om geen deel te nemen aan de arbeid, zonder zich ervan te vergewissen of er sprake was van
aangepaste en voor hem geschikte werkzaamheden, acht de beroepscommissie de beslissing van het personeel om klager ziek te melden niet onredelijk of onbillijk. Dit geldt eveneens voor de beslissing om klager als gevolg van de ziekmelding te laten
luchten in een luchtkooi en in te sluiten tijdens de voor arbeid bestemde uren. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
In artikel 39, vierde lid, van de Pbw is (onder meer) bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de
gelegenheid bestaat. Een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde personen is de rechtsbijstandverlener (i.c. de advocaat). Uit het schriftelijk verslag volgt dat op 27 januari 2016 omstreeks 13.35 uur een incident heeft plaatsgevonden en
dat daarvoor omstreeks 15.57 uur aan klager een verslag is aangezegd. De daaropvolgende disciplinaire straf is ingegaan op 28 januari 2016 omstreeks 15.10 uur. De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager voor zijn insluiting op de hoogte was van
het
feit dat zijn raadsman de volgende dag zou langskomen. De noodzaak om gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf zijn raadsman te bellen is derhalve onvoldoende gebleken. De beroepscommissie merkt op dat klager in zijn klaagschrift enkel
heeft aangevoerd dat hij met zijn raadsman wilde telefoneren in verband met de stukken van een lopende strafzaak en dat pas in de beklagprocedure is aangevoerd dat klager met zijn raadsman wilde spreken over het indienen van een schorsingsverzoek. De
beroepscommissie hecht aan dit laatste geen geloof en gaat daar aan voorbij. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing tot verlenging van de
ordemaatregel, gaat de beroepscommissie hier aan voorbij, nu dit voor het eerst in de beroepsprocedure is aangevoerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft verwezen naar artikel 13.3.1 van de huisregels van de p.i. Veenhuizen, locatie Esserheem, waarin de procedure omtrent het verkrijgen van inzage in het penitentiair dossier is geregeld. De beroepscommissie constateert dat de
huisregels
waarnaar de directeur verwijst de versie van maart 2016 betreft. Het klaagschrift dateert echter van 24 februari 2016. Dit betekent dat ten tijde van het indienen van het beklag de versie van de huisregels van maart 2014 nog van toepassing was. In
artikel 4.3.3.3 is het recht op inzage in het penitentiair dossier beschreven. Hierin is vermeld dat een gedetineerde recht heeft om inzage te verkrijgen in het penitentiair dossier, maar – in tegenstelling tot de recente versie van de huisregels – is
niet vermeld op welke wijze een gedetineerde een verzoek daartoe moet indienen. Dat klager zijn verzoek op onjuiste wijze zou hebben ingediend, kan hem dan ook niet worden tegengeworpen. Nu evenwel uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter
zitting aannemelijk is geworden dat zowel bij de afdeling D&R als bij het afdelingshoofd geen verzoek van klager bekend was, zal de beroepscommissie het beroep alsnog ongegrond verklaren.
Ten aanzien van onderdeel e. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Uit het klaagschrift van 24 februari 2016 maakt de beroepscommissie op dat klager op laatstgenoemde datum, gedurende de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van 23 februari 2016, heeft verzocht om te mogen telefoneren met zijn raadsman. Volgens
klager
mocht dit pas om 16.00 uur. De beroepscommissie acht dit laatste aannemelijk, nu uit de onderliggende stukken bij onderdeel c. blijkt dat de ordemaatregel zou aflopen op 24 februari 2016 omstreeks 16.00 uur. Uit de onderliggende stukken bij onderdeel
c.
maakt de beroepscommissie echter ook op dat de ordemaatregel op 24 februari 2016 omstreeks 16.00 uur is verlengd voor de duur van twee dagen. Dat is, in dit specifieke geval, voldoende om de noodzaak voor telefooncontact met de raadsman aannemelijk te
maken. Klagers verzoek had daarom niet mogen worden geweigerd op de grond dat het verzochte contact niet noodzakelijk zou zijn. Ten aanzien van de gelegenheid voor telefonisch contact heeft de directeur aangevoerd dat klagers verzoek niet is
ingewilligd
om escalatie te voorkomen en om klager te beschermen. Daar het incident op 23 februari 2016 heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd dat op 24 februari 2016 nog steeds geen gelegenheid bestond voor
telefonisch contact met de raadsman. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.
Ten aanzien van onderdeel f. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Namens klager is verzocht om een bewaarder te horen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak tot het horen niet is gebleken en zij zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat zij het niet aannemelijk acht dat de bakjes afkomstig waren uit
de inrichtingswinkel. Voorts acht de beroepscommissie het niet aannemelijk dat klagers jassen tijdens de inspectie door de medewerkers zijn besmeurd met vogelpoep, mede gelet op het feit dat klager vogels hield in zijn verblijfsruimte. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. en f. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel e. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 13 februari 2017.
secretaris voorzitter