Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3318/GA, 16/3319/GA, 16/3359/GA en 16/3570/GA, 13 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/3318/GA, 16/3319/GA, 16/3359/GA en 16/3570/GA

betreft: Klager datum: 13 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen vier uitspraken van 16 september 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet in behandeling nemen van klagers verzoek tot het doen van aangifte bij een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) (VU-2016-1211, 16/3318/GA);
b. het achterhouden van een poststuk gericht aan het Bureau Selectiefunctionarissen (BSF) (VU-2016-1118, 16/3319/GA);
c. het niet krijgen van een envelop van een bewaarder op 12 april 2016 waardoor klager geen beroep heeft kunnen instellen tegen een uitspraak van de beklagcommissie (VU-2016-1141, 16/3359/GA);
d. het tijdens een celinspectie lezen van een schrijven bestemd voor klagers advocaat (VU-2016-0903, 16/3570/GA).

De beklagrechter heeft het beklag onder a. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, het beklag onder b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder c. en d. op de gronden als in de
aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a: Klager heeft nog steeds geen aangifte kunnen doen bij de BOA. Hij verzoekt om een waardige compensatie.
Ten aanzien van b: Uit de correspondentie tussen klager en het BSF blijkt dat het BSF klagers brief van 31 maart 2016 nooit heeft ontvangen. Klager heeft de brief en de bijlagen in zijn penitentiair dossier teruggevonden.
Ten aanzien van c: Klager wenste beroep in te stellen tegen een uitspraak van de beklagcommissie en had daarvoor een envelop nodig. Dit was niet op 11 april 2016, maar op 12 april 2016. Hij kreeg geen envelop van de bewaarder en moest zelf enveloppen
kopen in de inrichtingswinkel. Een bestelling via de winkel zou klager echter pas na ongeveer negen dagen ontvangen. Klager verzoekt het beklag alsnog in behandeling te nemen. De klacht is te laat ingediend, omdat klager geen envelop kreeg.
Ten aanzien van d: Het papier dat duidelijk bestemd was voor klagers advocaat lag op het bureau. Het personeel heeft dit papier gelezen en tevens omgedraaid. Toen zagen de medewerkers de foto op de achterkant en wilden zij deze in beslag nemen. Dit
betreft geen feitelijk handelen van het personeel.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Aanvullend overweegt de beroepscommissie dat de door klager aangevoerde reden voor de termijnoverschrijding niet kan worden aangemerkt als een
omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klager niet in verzuim is geweest. Klager had bij gebreke van een envelop op grond van artikel 61, tweede lid, van de Pbw het klaagschrift, zonder envelop, door tussenkomst van de
directeur kunnen indienen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

d.
Handelen door het personeel ter uitvoering van een beslissing van de directeur, zoals de uitvoering van een celinspectie, is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie vatbaar voor beklag. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de
beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Ter beoordeling is of het schrijven dat tijdens de inspectie van klagers cel zou zijn gelezen herkenbaar was als geprivilegieerde post. Het schrijven, een ongelinieerd stuk papier, bestaat uit een aantal door klager geschreven aantekeningen van het
boek
Tekst & Commentaar en onderaan de pagina staat: ‘Dus beste advocaat aub in orde brengen!’. De beroepscommissie oordeelt dat voor het personeel dat de celinspectie uitvoerde niet zonder meer kenbaar was of had moeten zijn dat dit schrijven bestemd was
voor klagers advocaat en dus als geprivilegieerde post diende te worden behandeld. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a, b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld; ten aanzien van het beklag onder c. met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter gegeven op het beklag onder d, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 13 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven