Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0002/GB, 16 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/2/GB

Betreft: [...] datum: 16 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 december 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkte beveiligde inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 september 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen Zwolle.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. is afgewezen, omdat klager zich tijdens zijn tweede verlof niet zou hebben gehouden aan enkele voorwaarden. Niet ter discussie staat dat klagers eerste verlof goed is verlopen. Evenmin staat ter
discussie dat klager enkele voorwaarden gedurende zijn tweede verlof niet, of niet naar behoren, is nagekomen. Klager heeft inderdaad niet geslapen op het opgegeven verlofadres en hij erkent dat hij het gebiedsverbod heeft overtreden.
Klager meent dat hij daarvoor een goede verklaring heeft. Door een fout vond namelijk het tweede verlof twee weken later plaats dan aanvankelijk de bedoeling was. De familie van klager had op het moment van het verschoven verlof al andere plannen.
Klagers tante gaf een groot feest in Raalte. Klager is daar naartoe gegaan en toen het feest langer duurde dan verwacht, is klager aangeboden om te blijven slapen. Dat heeft klager gedaan, al begrijpt hij achteraf wel, dat hij zelf verantwoordelijk is
voor verblijf/overnachting op het opgegeven verlofadres en/of de reclassering eventueel voor overleg had moeten consulteren.
Ten aanzien van het overtreden van het gebiedsverbod, dat inhield dat klager niet in Zwolle mocht komen, merkt klager het volgende op. Klager is op 26 november 2016 van 22.52 uur tot 22.55 uur door verboden gebied gereisd. Een concrete locatie
ontbreekt, terwijl klager stelt het gebiedsverbod niet te hebben overtreden. Klager zou zich niet hebben begeven c.q. opgehouden in Zwolle. Kennelijk heeft hij op doorreis via een openbare weg een klein deel van Zwolle in drie minuten meegepakt. Zonder
concrete locatie, is dit volgens hem niet zonder meer gelijk te stellen aan een overtreding van een gebiedsverbod.
Bij de beoordeling van de geschiktheid voor plaatsing in een z.b.b.i. speelt onder meer de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol en de aard van het gepleegde delict (mishandeling). De selectiefunctionaris heeft van een dergelijke (kenbare)
belangenafweging volgens klager geen blijk gegeven. Klager heeft immers gedurende het tweede verlof geen strafbare feiten gepleegd en heeft zich evenmin onttrokken aan detentie. Hij is tijdig teruggekeerd, terwijl klager zich bovendien al geruime tijd
in het plusprogramma bevindt en zijn gedrag binnen de inrichting over het algemeen goed te noemen is. Het is niet zo dat klager structureel en/of veelvuldig afspraken niet nakomt. Evenmin heeft er volgens klager een slachtofferconfrontatie
plaatsgevonden.
Klager stelt ten slotte dat de selectiefunctionaris niet de naderende einddatum van klagers detentie (17 mei 2017) en zijn zwaarwegende resocialisatiebelang in aanmerking heeft genomen. Klager vraagt hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het eerste algemeen verlof is, voor zover bekend, goed verlopen. Evenals bij het eerste verlof werden er bij het tweede verlof, om het confrontatiegevaar met het slachtoffer te reduceren, bijzondere voorwaarden gesteld. Zo gold er een locatieverbod.
Uit
de melding van de reclassering is gebleken dat klager gedurende zijn tweede verlof dit locatieverbod heeft overtreden. Verder is hij gedurende het verlof niet op het opgegeven verlofadres geweest, maar verbleef hij in de nabijheid van Zwolle. Gelet op
deze omstandigheden bestaat er bij de selectiefunctionaris geen vertrouwen meer in het verlenen van vrijheden aan klager.
De selectiefunctionaris voegt hier nog aan toe dat klager in het kader van zijn aanvraag voor plaatsing in een z.b.b.i. hetzelfde verlofadres heeft opgegeven als eerder in het kader van zijn algemeen verlof. Gelet op het advies van de politie, zoals
dat
is opgenomen in het inrichtingsadvies, is de verwachting dat van de bewoner op dit adres geen controle dan wel begeleiding mag worden verwacht.
Voor regimair verlof gelden de weigeringsgronden zoals beschreven in de artikelen 4d en 4g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande bestaat er bij de selectiefunctionaris geen vertrouwen in het verlenen van (regimaire) vrijheden. Het verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. is dan ook afgewezen.

3.3. Namens klager wordt als volgt op de reactie van de selectiefunctionaris gereageerd.
De selectiefunctionaris stelt wederom dat klager het locatieverbod voor Zwolle zou hebben overtreden. De selectiefunctionaris gaat er echter aan voorbij dat de overtreding van geringe aard was. Nadere bestudering van de uitdraai van de ‘trail’ van de
reclassering leert dat klager op de N35 richting Wijthem reed en vervolgens bij de eerste mogelijkheid rechtsaf is afgebogen naar de N757 om zich juist niet (verder) in Zwolle te begeven. Dat deze N-weg zich kennelijk drie seconden [ de
beroepscommissie
begrijpt hier ‘drie minuten’] door verboden gebied gaat, kan klager niet helpen. Van belang is volgens klager voorts dat het slachtoffer aan de andere kant van Zwolle woont.
De selectiefunctionaris heeft naar de mening van klager nog steeds niet gemotiveerd waarom er geen vertrouwen is in het verlenen van vrijheden dan wel welke contra-indicaties in de weg zouden staan aan en plaatsing in en z.b.b.i. Het enkele feit dat
klager hetzelfde verlofadres heeft opgegeven rechtvaardigt een dergelijke afwijzing, zonder nadere motivering, niet. Evenmin is de selectiefunctionaris ingegaan op het verwijt dat klager slechts eenmaal en niet structureel afspraken niet is nagekomen.
Ook de nadere v.i.-datum, het resocialisatiebelang en het goede gedrag in de inrichting zijn niet in de afwegingen betrokken, aldus klager.

3.4. Over klagers verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de p.i. Zwolle adviseert het verzoek van klager om hem over te plaatsen naar een z.b.b.i. af te wijzen. De vrijhedencommissie overweegt daarbij dat is gebleken dat betrokkene zich niet aan gemaakte afspraken kan houden en
wijst
in dit verband in het bijzonder op het feit dat klager zich tijdens zijn tweede algemeen verlof niet aan gestelde voorwaarden heeft gehouden.
De reclassering heeft bericht dat klager er tijdens het tweede verlof ‘een behoorlijk zooitje’ van heeft gemaakt. Hij is niet op het opgegeven verlofadres (in Ter Aar) geweest, zelfs niet in de buurt daarvan. Hij is veel in Raalte en Dalfsen geweest.
Bovendien heeft hij op 26 november 2016 van 22.52 uur tot 22.55 uur het gebiedsverbod overtreden.
Uit het reclasseringsadvies van 12 september 2016 volgt dat er sterke criminogene factoren zijn op diverse gebieden die alle leiden tot: een hoog recidive risico en een gemiddeld risico op onttrekking aan voorwaarden. Bij dat laatste geldt als
kanttekening dat klager dan wel blijvend gemotiveerd moet worden.
De politie heeft kort contact gehad met de bewoner van het opgegeven verlofadres. Deze bewoner kent klager niet, maar verleent iedereen die dat vraagt onderdak. De politie ziet geen reden om het gevraagde verlof te weigeren, maar wil wel graag op de
hoogte worden gesteld als er verlof wordt verleend.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris is gebaseerd op het schenden van twee voorwaarden die waren verbonden aan klagers tweede algemeen verlof. Deze voorwaarden betroffen:
- het overtreden van een gebiedsverbod en
- het niet doorbrengen van het verlof op het opgegeven verlofadres.

4.3. Hoewel klagers eerste algemeen verlof goed is verlopen, hij reeds gedurende langere tijd in het plusprogramma verblijft en zijn v.i.-datum nabij is, komt de beroepscommissie in dit geval tot het oordeel dat klagers gedragingen, dat wil zeggen
de
overtredingen van de gestelde voorwaarden, van dusdanig gewicht zijn, dat deze de bestreden beslissing kunnen dragen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat in het reclasseringsrapport van 12 september 2016 reeds sterke zorg en twijfel doorklonk, welke
zorg en twijfel feitelijk zijn bevestigd in de wijze waarop het tweede algemeen verlof is verlopen. Bovendien is het niet aan klager om te bepalen op welke wijze de gestelde voorwaarden moeten worden ingevuld. Klager heeft, hoe je het ook wendt of
keert, het gebiedsverbod overtreden en, zwaarwegender nog, hij heeft zich gedurende zijn verlof zelfs niet in de buurt van het opgegeven verlofadres begeven.

4.4. Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als
onredelijk
en onbillijk kan worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 16 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven