Nummer : 16/2797/SGA
Betreft : [klager] datum: 15 augustus 2016
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Torentijd te Middelburg.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 9 augustus 2016, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
uitsluiting van deelname aan arbeid voor de duur van veertien dagen, ingaande op 9 augustus 2016 om 09.00 uur en eindigende op 23 augustus 2016 om 09.00 uur, wegens de weigering om naar de arbeid te gaan.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 augustus 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 augustus 2016.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 23 van de Pbw, kan de directeur een gedetineerde voor ten hoogste twee weken uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten indien – voor zover hier van belang – dit in het belang van de
handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een ordemaatregel niet langer zou mogen duren dan noodzakelijk is.
Verzoeker heeft op 9 augustus 2016 geweigerd deel te nemen aan de arbeid. De voorzitter verstaat dat hiermee bedoeld wordt dat verzoeker geweigerd heeft om een hem gegeven opdracht op te volgen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet dergelijk gedrag worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. De directeur heeft er echter voor gekozen om een ordemaatregel op te leggen in plaats van
een
disciplinaire straf. Voorts is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet gebleken van een omstandigheid als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a tot en met d, van de Pbw, op basis waarvan de directeur heeft kunnen beslissen tot het
opleggen van een ordemaatregel. Het bovenstaande maakt dat de directeur, nog steeds naar het voorlopig oordeel van de directeur, juridisch onjuist heeft gehandeld. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 15 augustus 2016.
secretaris voorzitter