Nummer: 16/2391/GB
Betreft: [klager] datum: 24 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.J.K. van der Meer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.J.K. van der Meer, op 23 september 2016 door de voorzitter en een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 januari 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 6 mei 2016 is hij in de BPG van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt. Op 26 september 2016 is klager
overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
2.2. Bij uitspraak van 13 juli 2016, met nummer S-2016-000114, van de beklagcommissie van de locatie De Schie te Rotterdam, is klagers beklag betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens
bedreiging van het personeel gegrond verklaard. De directeur is hiertegen in beroep gekomen, zodat deze uitspraak nog niet onherroepelijk is.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aanleiding voor de plaatsing van klager in de BPG was een incident van 4 mei 2016, waarbij een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen klager en een medegedetineerde. Klager is hiervoor op 4 mei 2016 disciplinair gestraft. Hij betwist echter zijn rol
als agressor bij dit incident en stelt van achteren aan zijn haren te zijn getrokken. Teneinde klagers rol bij het incident van 4 mei 2016 op te kunnen helderen, heeft zijn raadsvrouw op 10 mei 2016 de directeur van de locatie De Schie verzocht haar de
camerabeelden te verstrekken. De directeur heeft te kennen gegeven dat de camerabeelden waren vernietigd, nu deze niet ten grondslag lagen aan de disciplinaire straf die naar aanleiding van voornoemd incident aan klager is opgelegd. Deze straf is
gebaseerd op het schriftelijk verslag dat is opgemaakt door het personeel dat getuige was van het incident. Door het vernietigen van de camerabeelden is klager, volgens de argumentatie van klagers raadsvrouw, de mogelijkheid ontnomen zich te
verdedigen.
Hiertegen is namens klager derhalve een klacht ingediend, die thans nog in behandeling is. De selectiefunctionaris heeft volgens klager de bestreden beslissing niet op juiste gronden kunnen nemen nu de camerabeelden van het incident van 4 mei 2016
ontbreken.
Een andere grond voor klagers BPG-plaatsing betreft een positieve urinecontrole van 22 februari 2016, waarvoor hij disciplinair is gestraft. Hij heeft verzocht om een herhalingsonderzoek, omdat de afname volgens hem niet conform de procedure is
verlopen. Tegen de aan hem opgelegde straf heeft klager een klacht ingediend, waarop thans nog niet is beslist.
Voorts zou klager inrichtingspersoneel in de locatie De Schie onheus hebben bejegend, intimiderend en dreigend hebben toegesproken en valselijk hebben beschuldigd. Hiervoor is hij disciplinair gestraft. De klacht die hij hiertegen heeft ingediend is
bij
uitspraak van 13 juli 2016 door de beklagcommissie van de locatie De Schie gegrond verklaard, omdat volgens de beklagcommissie geen sprake was van bedreiging.
Klager acht het onjuist dat dezelfde selectiefunctionaris die de selectiebeslissing tot plaatsing in de BPG heeft genomen, heeft beslist op zijn bezwaar tegen deze beslissing. Klager wenst erkenning te krijgen dat zijn plaatsing in de BPG onterecht is
geweest. Namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 1 februari 2016 is klager vanuit de p.i. Middelburg overgeplaatst naar de locatie De Schie te Rotterdam vanwege zijn agressieve gedrag, het feit dat hij hierop niet was aan te spreken en een vechtpartij die in de p.i. Middelburg heeft
plaatsgevonden.
Hierbij is aangegeven dat klager in de locatie De Schie een nieuwe start zou kunnen maken, waarbij van hem werd verwacht dat hij aldaar de regels in acht zou nemen. Klager is in zijn detentieperiode reeds meermaals overgeplaatst vanwege incidenten
waarbij hij was betrokken. In De Schie is klager disciplinair gestraft wegens een positieve urinecontrole op 22 februari 2016 en wegens het onheus bejegenen van het inrichtingspersoneel. Na de tenuitvoerlegging van zijn disciplinaire straf ten aanzien
van dit laatste incident, is klager intern overgeplaatst naar een andere afdeling. Het agressieve gedrag en de wisselende stemmingen van klager veroorzaken onrust bij het personeel en bij medegedetineerden. Daarenboven dient volgens de
selectiefunctionaris extra zorg te worden gedragen voor klagers veiligheid, nu personen hem mogelijk naar het leven staan. Ondanks herhaalde waarschuwingen aan het adres van klager, heeft op 4 mei 2016 weer een incident plaatsgevonden waarbij klager
was
betrokken. Hierop heeft de selectiefunctionaris klager, ingevolge artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, op voorstel van de directeur van de locatie De Schie geselecteerd voor de BPG van de p.i.
Vught, nu klager vanwege zijn gedrag als beheersproblematisch wordt ervaren.
4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager op 26 september 2016 is overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer en zodoende thans niet meer in de BPG van de p.i. Vught verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen, nu namens klager om
een financiële tegemoetkoming is verzocht.
4.2. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
Namens klager is betoogd dat – kort weergegeven – onvoldoende grondslag is voor de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de door zijn raadsvrouw tijdens de mondelinge behandeling van het beroepschrift overgelegde pleitnota.
De raadsvrouw heeft er onder meer op gewezen dat de klacht met betrekking tot de hem op 2 maart 2016 opgelegde straf gegrond is verklaard. De beroepscommissie heeft de uitspraak van de beklagcommissie van de locatie De Schie d.d. 13 juli 2016, waarin
onder meer die beslissing, gelezen. Tevens heeft de beroepscommissie kennisgenomen van de in het dossier gevoegde rapportages aangaande klager en zijn detentiehistorie. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie De Schie komt naar voren dat
klager gedurende zijn detentie reeds verscheidene malen is overgeplaatst vanwege zijn gedrag en incidenten waarbij hij was betrokken. Klager is in de p.i. Middelburg op 26 januari 2016 disciplinair gestraft wegens het mishandelen van een
medegedetineerde, waarna hij is overgeplaatst naar de locatie De Schie. Ook in de locatie De Schie heeft klager, blijkens het selectieadvies, de orde en veiligheid verstoord vanwege zijn gedrag. Teneinde de orde en veiligheid binnen de inrichting te
herstellen is getracht hem intern over te plaatsen naar een andere afdeling. Op 4 mei 2016 is klager wederom betrokken geraakt bij een confrontatie met een medegedetineerde. De selectiefunctionaris heeft terecht in aanmerking genomen dat het incident
van 4 mei 2016 niet op zichzelf staat.
Gelet op het vorenstaande is de beslissing klager te plaatsen in de BPG van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken, zodat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 oktober 2016.
secretaris voorzitter