Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2176/GA, 16/2390/GA en 16/2392/GA, 14 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/2176/GA, 16/2390/GA en 16/2392/GA

betreft: [Klager] datum: 14 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door

[...], verder te noemen klager, en door mr. E.M.C. van Nielen, namens klager,

gericht tegen de uitspraken van 16 juni 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
16/2176/GA:
a. het openen van klagers geprivilegieerde post;
b. het niet versturen van klagers bezwaarschrift tegen een beslissing van de selectiefunctionaris;
16/2390/GA:
c. het niet mogen sporten op 29 januari 2016;
16/2392/GA:
d. de schending van het recht op tweemaal sport per week.

Tevens verzoekt klager de beroepscommissie om vast te stellen dat klager onterecht niet de gelegenheid heeft gekregen van de beklagcommissie om kenbaar te maken wat hij meent dat een redelijke financiële vergoeding is, terwijl hij daar wel om heeft
gevraagd.

De beklagrechter heeft het beklag onder a. en b. gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van tweemaal € 5,=, en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder c. en d; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
a. De directie heeft ten aanzien van het beklag onder a. en b. een financiële vergoeding aangeboden van € 100,=. Klager heeft dit aanbod niet aanvaard, omdat hem een hogere vergoeding toekomt. Klager heeft om die reden de klacht mondeling willen
toelichten bij de beklagrechter, maar de beklagrechter is daar zonder nadere mededeling aan voorbij gegaan. De beklagrechter heeft geen rekening gehouden met het feit dat er twee brieven zijn geopend. Er had tenminste een tegemoetkoming van € 10,=
dienen te worden toegekend. Klager is onterecht niet in de gelegenheid is gesteld om kenbaar te maken wat hij een redelijke tegemoetkoming vindt.
b. De tegemoetkoming van € 5,= doet geen recht aan de inbreuk die is gemaakt. Indien het bezwaarschrift direct naar de selectiefunctionaris was gestuurd, was het bezwaarschrift drie maanden eerder gegrond verklaard. Klager heeft drie maanden onterecht
in een verkeerde inrichting met een verkeerd regime gezeten. Daarnaast heeft het kwijtmaken van het bezwaarschrift nog meer nadelige gevolgen gehad voor klager. Klager zou tenminste een tegemoetkoming van € 150,= dienen te krijgen.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 62, tweede lid, van de Pbw in samenhang met artikel 64, eerste lid, van de Pbw kan de beklagrechter, indien hij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht op de klacht beslissen
zonder klager en de directeur in de gelegenheid te stellen mondelinge opmerkingen te maken omtrent die klacht. De beklagrechter heeft in dit geval van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en de beroepscommissie treedt in het algemeen niet in de beoordeling
hiervan.

a.
Nu door de directie is erkend dat de door klager genoemde post is geopend en klager in zijn klaagschrift heeft gesteld dat twee brieven zijn geopend, hetgeen leidt tot een tegemoetkoming van 2 x € 5,- kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de
toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk
€ 10,=.

b.
De directeur heeft bevestigd dat het bezwaarschrift van klager, geadresseerd aan de selectiefunctionaris, ten onrechte niet opgestuurd is. De beklagrechter heeft de klacht gericht tegen het niet versturen van dit bezwaarschrift gegrond verklaard. In
beroep is dus enkel aan de orde de tegemoetkoming.
Door klager wordt gesteld en door de directeur niet weersproken dat het bezwaarschrift van klager door de selectiefunctionaris gegrond is verklaard. Door de te late beoordeling van de selectiefunctionaris heeft klager ten onrechte een periode in de
verkeerde inrichting met een verkeerd regime verbleven. Dit rechtvaardigt een hogere tegemoetkoming voor het geleden ongemak dan door de beklagrechter is toegekend. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 100,= onder
vernietiging van de beslissing van de beklagrechter.

c. en d.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in beroep geen gronden heeft aangedragen ter onderbouwing van zijn beroepschrift. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.
De beroepscommissie verklaart klager ten aanzien van c. en d. niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 14 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven