Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2656/GV, 6 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2656/GV

betreft: [klager] datum: 6 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 december 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep niet toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Onder verwijzing naar zijn beslissingen van 22 augustus 2002 en 8 oktober 2002 acht de Minister gelet op de door het Openbaar Ministerie en de politie uitgebrachte adviezen, de aldaar aangevoerde argumenten nog immer van kracht.
Zakelijk weergegeven is in de eerdere beslissingen aangevoerd dat klager sinds 1994 in aanraking komt met justitie. Tijdens zijn vorige detentie, die een aanvang nam in 1996 is hij niet teruggekeerd van een hem verleende schorsing.Hij is meer dan drie jaar ontvlucht geweest totdat hij opnieuw is gearresteerd na het plegen van een nieuw delict.
De politie adviseerde negatief aangezien zij ernstig gevaar voor recidive zag. Daarnaast zou verlening van verlof teveel maatschappelijke onrust doen ontstaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van penitentiaire inrichting De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft onder verwijzing naar zijn brief van 18 juli 2002 aangegeven thans nog bezwaren te hebben tegen verlofverlening gelet op de kans op recidive.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft negatief geadviseerd gelet op huidige situatie van onder meer drugsoverlast in de wijk waar hij zijn verlof wil doorbrengen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 september 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Bij uitspraak van 2 oktober 2002, nummer 02/1783/GV, heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn eerste verlofaanvraag ongegrond verklaard.
Het daarin gebezigde argument dat door de langdurige onttrekking gebleken is van onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken en hiermee het vermoeden gerechtvaardigd is dat klager zich tijdens een verlof opnieuwaan zijn detentie zal onttrekken, is nog immer van kracht.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regelingtijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven