Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3187/GA, 23 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3187/GA

betreft: [klaagster] datum: 23 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2016 van de beklagcommissie bij het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord een kantoorgenoot van klaagsters raadsman, mr. K. Bruns, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Scheveningen.
Als toehoorder was aanwezig [...], lid van de Raad.
Klaagster heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 14 december 2015 om klaagster aan cameratoezicht te onderwerpen gedurende haar verblijf in haar cel voor de duur van zeven dagen, als bedoeld in artikel 34a van de Pbw;
b. de beslissing van 21 december 2015 om klaagster aan cameratoezicht te onderwerpen gedurende haar verblijf in haar cel voor de duur van zeven dagen, als bedoeld in artikel 34a van de Pbw.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klaagster ontkent dat zij in honger- en dorststaking is geweest. Dit heeft de directeur onderkend. Daarom is het cameratoezicht op 16 december 2016 stopgezet. De beslissing van 21 december 2015 tot toepassing van cameratoezicht betreft geen
verlengingsbeslissing, maar een afzonderlijke beslissing. Het forse ondergewicht van klaagster is te wijten aan een combinatie van een posttraumatische stressstoornis, het ontbreken van adequate medische zorg en het niet verstrekt krijgen van een juist
dieet. Zij heeft sinds haar geboorte last van darmklachten. Klaagster kon niet eten wat zij kreeg aangeboden, noch is haar de juiste medicatie verstrekt.
De directeur heeft de onderliggende adviezen van de arts niet overgelegd. Uit de beschikkingen blijkt niet dat klaagster is gehoord. Verwezen wordt naar RSJ 8 juli 2016, 16/0857/GA. De beslissing van 21 december 2015 is pas op 23 december 2015 door de
directeur ondertekend. De beklagcommissie heeft zonder overleg met klaagster en haar raadsman een zittingsdatum ingepland. Het aanhoudingsverzoek van klaagsters raadsman is afgewezen en tegen de uitdrukkelijke wens van klaagster is beslist de
behandeling van de klachten in afwezigheid van haar raadsman voort te zetten. Het recht op rechtsbijstand is geschonden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Klaagster is binnengekomen als honger- en dorststaker. Toen bleek dat zij wel wilde eten, is het
cameratoezicht stopgezet. Vervolgens is het cameratoezicht bij beslissing van 21 december 2015 verlengd op andere gronden. In het medisch protocol van de inrichting staat dat een gedetineerde bij een beslissing als de onderhavige niet hoeft te worden
gehoord door de directeur, omdat de arts de gedetineerde ziet. De arts adviseert de directeur mondeling. De adviezen van de arts zijn niet op schrift gesteld.

3. De beoordeling
Namens klaagster is aangevoerd dat de beklagcommissie klaagsters recht op rechtsbijstand heeft geschonden. Wat hiervan ook zij, de beroepscommissie gaat aan dit verweer voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

De beroepscommissie stelt voorop dat de beslissing van 21 december 2015 tot toepassing van cameratoezicht niet kan worden aangemerkt als een verlengingsbeslissing, maar dient te worden aangemerkt als een afzonderlijke beslissing, nu namens klaagster
onweersproken is gesteld dat de directeur de tenuitvoerlegging van de beslissing van 14 december 2015 tot toepassing van cameratoezicht op 16 december 2015 heeft stopgezet.

Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder i, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens hij beslist tot cameratoezicht als bedoeld in artikel 34a, eerste lid, van de Pbw.
Klaagster is in strijd met de wet niet gehoord alvorens is beslist tot cameratoezicht. Reeds hierom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag inzake a. en b. alsnog gegrond
verklaren.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming aan klaagster. Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming weegt zij het navolgende mee.

Ingevolge het bepaalde in artikel 34a, eerste lid en onder c, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in een individueel regime is geplaatst dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van
de
geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat klaagster vanuit de locatie Nieuwersluis in het JCvSZ is binnengekomen als honger- en dorststaker. Gelet hierop,
en op de verklaring van de inrichtingsarts van de locatie Nieuwersluis dat bij klaagster geen afwijkingen aan de darm zijn aangetroffen, kon de directeur op 14 december 2015 in redelijkheid beslissen klaagster onder cameratoezicht te plaatsen.

Dit geldt naar het oordeel van de beroepscommissie niet ten aanzien van de beslissing tot cameratoezicht van 21 december 2015. In de schriftelijke mededeling van die beslissing is vermeld dat is beslist tot cameratoezicht “op grond van medische redenen
voortkomend uit uw lichamelijke toestand (diagnose)”. Nog daargelaten dat de lichamelijke toestand van klaagster in de mededeling in het geheel niet is onderbouwd, is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden
geoordeeld
dat het in verband met de geestelijke of lichamelijke toestand van klaagster noodzakelijk was haar na het stopzetten van de tenuitvoerlegging van de eerdere beslissing tot cameratoezicht wederom te onderwerpen aan cameratoezicht.

Gezien het vorenstaande, in onderling verband bezien, zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, U.P. Burke en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 23 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven