Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3887/TA, 2 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 16/3887/TA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 november 2016 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. F.P. Holthuis en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], jurist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van bezoek van en telefoneren met klagers vriendin N.A. per 3 oktober 2016 vanwege het vermoeden van een persoonsverwisseling met klagers voormalige vriendin N.J.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft in de beklagprocedure voldoende aannemelijk gemaakt dat veel valt af te dingen op de kennelijke herkenning van N.A. als N.J. door personeelsleden. De inrichting heeft onvoldoende onderbouwd waarom en hoe deze kennelijke herkenning de orde
en rust in de inrichting in gevaar brengt. Klagers raadsman heeft in de ochtend van 10 januari 2017 met klager over de zaak gesproken en van klager vernomen dat het bezoek plaatsvond op zaterdag 1 oktober 2016 en dat de beperkingen zijn opgelegd op
maandag 3 oktober 2016, maar dat N.A. hem op de daartussen gelegen zondag nog heeft bezocht. Als de vaststelling van de juistheid hiervan relevant is, is het wellicht een optie dit bij de inrichting na te gaan en nog een schriftelijke ronde te laten
volgen voordat de beroepscommissie uitspraak doet.
Klager heeft gemeld dat N.A. en N.J. twee verschillende personen zijn. Het is voor klager lastig actie te ondernemen om het vermoeden van de inrichting dat N.A. en N.J. één en dezelfde persoon zijn te ontkrachten. Klager kan vanwege de beperkingen en
het politieonderzoek naar zijn medeplichtigheid aan identiteitsfraude geen contact met N.A. onderhouden. Het is evenmin aan klagers raadsman om dat te doen. Klager is in het kader van het politieonderzoek niet gehoord, er zijn geen stukken en er is
geen
officier van justitie bekend. De inrichting kan, al dan niet in samenspraak met de politie, makkelijk zelf helderheid verschaffen nu zij een kopie van het paspoort van de bezoekster in oktober 2016 zal hebben gemaakt, aangifte heeft gedaan en contact
met het openbaar ministerie onderhoudt. Hoewel klager ontkent dat N.A. en N.J. één en dezelfde persoon zijn staat niet vast dat degene die klager in oktober 2016 wilde bezoeken zich op dat moment schuldig maakte aan identiteitsfraude. Als al waar zou
zijn dat N.A. en N.J. dezelfde persoon zouden zijn en zij eerder identiteitsfraude zou hebben gepleegd, had het in de rede gelegen dat de inrichting haar destijds op een zwarte lijst had gezet. Dat is niet gebeurd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Eerder heeft klagers voormalige vriendin N.J. als minderjarige geprobeerd om onder valse voorwendselen de inrichting binnen te komen. N.J. had schriftelijk toestemming van een ander dan haar ouder of wettelijk vertegenwoordiger met daarop een foutief
telefoonnummer en dito e-mailadres. Daarop is direct actie ondernomen. Op de bewuste zaterdag 1 oktober 2016 zag de maatschappelijk werkster bij toeval N.A. zitten en herkende haar als N.J. Ook de erbij gehaalde voormalige mentor van klager herkende
haar als N.J. Die dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, zijn bezoekster, de maatschappelijk werkster en klagers voormalige mentor. Klagers bezoekster had haar zware make-up, die zij droeg bij binnenkomst op dat moment verwijderd. Tijdens
het gesprek werd N.A. door de twee personeelsleden ook vanwege haar stem, accent, mimiek en non-verbale houding herkend als N.J.
Het is de vertegenwoordigster van het hoofd van de inrichting niet bekend of de bezoekster klager op zondag 2 oktober 2016 heeft bezocht. Van de bij binnenkomst getoonde paspoorten zijn kopieën gemaakt. De inrichting heeft aangifte van betrokkenheid
van klager bij identiteitsfraude gedaan. De inrichting heeft geen expertise om de echtheid van paspoorten te onderzoeken en heeft daarom de politie ingeschakeld. Het politieonderzoek loopt nog. Het gaat mogelijk om valse identiteitsbewijzen. Het is een
groot risico als iemand onder valse voorwendselen de inrichting wil binnenkomen. De inrichting weet dan niet met wie ze van doen heeft. Zo weet de inrichting niet of N.A. minderjarig is. Klager zat op de opnameafdeling toen N.J. als minderjarige
probeerde binnen te komen. In oktober 2016 zit klager op een behandelafdeling en probeert N.A. binnen te komen. Screening gebeurt op beide afdelingen door andere personen en daarbij vindt geen huisbezoek plaats.
De bezoek- en belbeperkingen zijn tot op heden van kracht.

3. De beoordeling
Nu niet door de inrichting wordt betwist dat klagers vriendin klager op zondag 2 oktober 2016 heeft bezocht, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om daar onderzoek naar te doen.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat in redelijkheid in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting kon worden beslist de bestreden beperkingen aan klager op te leggen vanwege het bij de
inrichting ontstane vermoeden dat klagers vriendin N.A. en zijn voormalige vriendin N.J. één en dezelfde persoon zijn. Duidelijk dient te worden of sprake is van het onder valse voorwendselen willen bezoeken van klager. Anders dan klagers raadsman
heeft
aangevoerd, kan van klager en eventueel zijn raadsman hangende het politieonderzoek naar het paspoort van N.A. worden verlangd aan te tonen dat de identiteit van N.A. - als meerderjarige andere persoon dan N.J. - juist is.
Zodra klager de juiste identiteitsgegevens van N.A. aan de inrichting heeft doen toekomen, kan de inrichting een nieuwe beslissing nemen over de weigering van bezoek en telefoneren. Klager kan vervolgens desgewenst beklag over die nieuwe beslissing
indienen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven