Nummer: 16/3606/GB
Betreft: [klager] datum: 16 januari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 februari 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Leeuwarden. Op of omstreeks 20 oktober 2016 is hij geplaatst in de gevangenis van voormelde p.i., waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het enkele vermoeden van enige betrokkenheid bij drugshandel mag in klagers ogen geen reden zijn een overplaatsing naar Veenhuizen tegen te houden. Hoewel klager dit reeds in zijn bezwaarschrift heeft aangevoerd, is de selectiefunctionaris in zijn
beslissing daar niet op ingegaan. Daarnaast is aangevoerd dat de stelling dat klager en zijn broer elkaar in negatief gedrag zouden versterken, nergens uit blijkt. De enkele motivering dat uit ervaringen en rapportages uit het verleden zou blijken dat
klager en zijn broer elkaar negatief beïnvloeden, is volgens klager onvoldoende om een dergelijk oordeel nu te rechtvaardigen. De selectiefunctionaris is ten onrechte niet ingegaan op de door klager aangevoerde verweren en heeft geen rekening gehouden
met klagers persoonlijke, zwaarwegende, belangen. Daarom is er naar de mening van klager geen sprake van een goede belangenafweging. Klager wil in de gelegenheid worden gesteld het beroep mondeling toe te lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft, naar aanleiding van hetgeen in het bezwaarschrift is gesteld, nadere informatie opgevraagd bij de directeur omtrent de stelling dat klager en zijn broer elkaar zouden versterken in negatief gedrag. Daarop is telefonisch
en
schriftelijk informatie door de directeur verstrekt. De daarin gegeven antwoorden zijn door de selectiefunctionaris betrokken in zijn beslissing op het bezwaarschrift. De selectiefunctionaris is in zijn beslissing op bezwaar niet ingegaan op de in
beroep gestelde zwaarwegende persoonlijke belangen, omdat deze in het bezwaarschrift niet zijn benoemd.
4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht klager in de gelegenheid te stellen het beroep mondeling toe te mogen lichten. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Het verzoek om een mondelinge behandeling van
het beroep zal daarom worden afgewezen.
4.2. De gevangenis van de p.i. Leeuwarden is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.3. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.4. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder het selectieadvies van de directeur van de p.i. Leeuwarden, wordt voldoende aannemelijk dat vanuit de locatie Esserheem te Veenhuizen, waar klagers tweelingbroer in detentie verblijft,
bezwaren bestaan tegen een plaatsing van klager in die locatie. Die bezwaren worden ook ondersteund met het gegeven dat – door klager en zijn broer niet bij elkaar op een verblijfafdeling te plaatsen – zowel klager als zijn broer thans tijdens detentie
voor relatief weinig problemen zorgen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt.
Waar in verweer wordt aangevoerd dat de selectiefunctionaris bij zijn beslissing niet of onvoldoende de zwaarwegende persoonlijke belangen van klager zou hebben meegewogen geldt dat in het bezwaarschrift noch in het aanvullende bezwaarschrift nader is
toegelicht waaruit die zwaarwegende persoonlijke belangen zouden bestaan. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris daarmee niet meer rekening houden dan hij in zijn beslissing heeft gedaan.
5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om een mondelinge behandeling af en verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 januari 2017.
secretaris voorzitter