Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3527/GB, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3527/GB

Betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Veldheer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zwaag te Hoorn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat het beginsel van plaatsing in een h.v.b. in het arrondissement van vervolging in dit geval niet in de weg hoeft te staan aan de verzochte overplaatsing. Twee medeverdachten van klager zijn gedetineerd in een
inrichting buiten dat arrondissement. Klager heeft bij zijn verzoek tot overplaatsing medische stukken omtrent de gezondheidssituatie van zijn moeder overgelegd. De selectiefunctionaris heeft zich over die stukken niet uitgelaten in zijn beslissing.
Ook
over de omstandigheid dat klagers moeder verzoeker niet kan bezoeken in Zwaag, wordt door de selectiefunctionaris niet gerept. Tenslotte geldt nog dat aan het Openbaar Ministerie (OM) geen advies is gevraagd met betrekking tot een eventuele
overplaatsing. De bestreden beslissing is daarmee volgens klager onvoldoende onderbouwd en het beroep moet alleen al om die reden gegrond worden verklaard.
Volgens klager had de selectiefunctionaris moeten reageren op het verweer dat klagers verblijf in Zwaag een inbreuk op zijn rechten als omschreven in artikel 8 van Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) oplevert. Klager heeft gedurende
ruim zes maanden geen familiebezoek ontvangen. In het overplaatsingsverzoek was evenwel al aangevoerd dat klager het contact met zijn familie dreigt te verliezen bij een langer verblijf in Zwaag. Omdat zijn moeder niet tot reizen in staat is, is de
afstand tussen Zwaag en Almere, waar klagers familie woont, voor haar een belemmering in het contact met klager. De onmogelijkheid om bezoek te ontvangen van familie, levert volgens klager een zodanig ernstige inbreuk op het bepaalde in artikel 8 EVRM
op, dat dit tot een gegrondverklaring moet leiden. Hoewel klager aangeeft te begrijpen dat de in artikel 8 EVRM genoemde rechten niet absoluut zijn, zouden zij er in klagers situatie wel toe moeten leiden dat de bestreden beslissing als onredelijk en
onbillijk moet worden aangemerkt. Klager en de raadsman verzoeken in de gelegenheid te worden gesteld het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ingesloten voor het parket Haarlem. De plaatsing in de locatie Zwaag is daarom een regionaal juiste plaatsing. Door klager over te plaatsen naar Almere, wordt hij buiten het arrondissement van vervolging geplaatst.
Voor zover bezoektechnische redenen zijn aangevoerd voor het beroep, verwijst de selectiefunctionaris (onder meer) naar RSJ 03/699/GB van 23 juni 2003, waarin ten aanzien van dit onderwerp is overwogen:
“(...)
Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium.
(...)”
Voor zover is aangevoerd dat er een medische aanleiding, bij klagers moeder, zou zijn voor de overplaatsing, geldt dat medische stukken zijn overgelegd uit 2015. Om de huidige (medische) stand van zaken te weten te komen is aan klager verzocht om een
door zijn moeder ondertekende toestemmingsverklaring voor het inwinnen van advies door de Medisch Adviseur (MA). Dat formulier is niet ondertekend retour gekomen omdat de raadsman van mening is dat de stukken uit 2015 voldoende moeten zijn. De
selectiefunctionaris stelt zich daarom op het standpunt dat onvoldoende is aangetoond dat klagers moeder niet zou kunnen reizen. Klager wordt in de gelegenheid gesteld bezoek te ontvangen. Waarom familieleden hem niet komen bezoeken is onbekend. De
selectiefunctionaris merkt nog op dat, anders dan door en namens klager wordt aangevoerd, het niet nodig was om advies te vragen bij het OM, nu hier sprake was van een horizontale overplaatsing.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor zover door en namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten, geldt dat de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

4.3. Klager heeft om overplaatsing gevraagd omdat hij in het h.v.b. van de locatie Zwaag geen bezoek van zijn familie kan ontvangen. Met name is aangevoerd dat de gezondheidssituatie van zijn moeder in de weg staat aan het brengen van een bezoek in
Zwaag terwijl zij daarnaast ook niet de mogelijkheid zou hebben hem op te zoeken. Voor de aangevoerde medische redenen zijn door de raadsman verklaringen van een psychiater en een GZ-psycholoog, alsmede van een GGZ-gespecialiseerd verpleegkundige
overgelegd uit 2015. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat klager in de gelegenheid is gesteld een toestemmingsverklaring aan te leveren, waarmee de MA inlichtingen omtrent de gezondheidstoestand van klagers moeder zou
kunnen opvragen, maar dat een ondertekende toestemmingsverklaring door klager niet is aangeleverd. Gelet daarop en op de ruimschoots gedateerde gegevens waarvan de actuele betekenis onduidelijk is, acht de beroepscommissie de stelling van de
selectiefunctionaris dat de aangevoerde medische problemen van klagers moeder onvoldoende zijn onderbouwd, niet onredelijk of onbillijk.
Het verweer dat er sprake zou zijn van schending van artikel 8 EVRM wordt verworpen omdat – bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van daadwerkelijke onmogelijkheid voor klagers
familieleden om hem in Zwaag te bezoeken. Voorts geldt dat bezoekproblemen in beginsel inherent zijn aan detentie.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om een mondelinge behandeling van het beroep af. Zij verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven