Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4003/GB, 1 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/4003/GB

Betreft: [klager] datum: 1 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zoetermeer. Op 1 november 2016 is hij overgeplaatst naar de p.i. Zwolle, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn voorkeur uitgesproken voor een overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden of naar de locatie Esserheem in verband met bezoek van zijn vrouw en kinderen, maar hij is overgeplaatst
naar de p.i. Zwolle. Volgens de directeur van de locatie Esserheem zou klager samen met een medegedetineerde betrokken zijn geweest bij een geweldsincident en bij de handel in contrabande. Deze medegedetineerde zou nog in Esserheem verblijven, maar uit
de stukken is gebleken dat deze medegedetineerde inmiddels is overgeplaatst naar een andere inrichting. Overigens stelt klager dat hij geen sanctie heeft gekregen naar aanleiding van het eventuele incident in de locatie Esserheem; hij is enkel
overgeplaatst.
Ten aanzien van een eventuele overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden heeft de selectiefunctionaris aangevoerd dat klager in 2013 betrokken was bij een zeer ernstig incident, waardoor bezwaar bestaat tegen een overplaatsing naar die inrichting. Klager is
naar aanleiding van dit incident strafrechtelijk vervolgd en hij is onherroepelijk vrijgesproken. Dit kan volgens klager dan ook geen grondslag zijn voor de afwijzing van zijn verzoek. Bovendien is er inmiddels vier jaar verstreken na dit incident.
Klager vindt dan ook dat de weigering om klager over te plaatsen naar een inrichting van zijn voorkeur onvoldoende is onderbouwd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 11 juli 2016 in de locatie Zoetermeer. De gevangeniscapaciteit van de locatie Zoetermeer zal opgeheven worden en dit brengt met zich mee dat alle gedetineerden die daar verblijven overgeplaatst dienen te worden. Klager heeft zijn
voorkeur uitgesproken voor overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden of de locatie Esserheem vanwege zijn bezoek. De selectiefunctionaris is afgeweken van plaatsing in het noorden van het land, vanwege incidenten die hebben plaatsgevonden in Leeuwarden en
in Esserheem. Vanwege verschillende incidenten in de locatie Esserheem is klager bij besluit van 8 juli 2016 geselecteerd voor de p.i. Lelystad en vervolgens is hij bij besluit van 11 juli 2016 geselecteerd voor de locatie Zoetermeer. Tegen voornoemde
beslissingen heeft klager beroep ingesteld bij de Raad en bij uitspraak van 2 november 2016 (RSJ 2 november 2016, 16/2816/GB) heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de beslissing om klager vanuit de locatie Esserheem over te plaatsen naar de p.i.
Lelystad niet als onredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt. De directeur van de locatie Esserheem acht een plaatsing aldaar niet wenselijk. Klager is overgeplaatst vanwege de mishandeling van een medegedetineerde. Deze mishandeling hield naar alle
waarschijnlijkheid verband met georganiseerde handel in contrabande, waarbij klager zou samenwerken met twee medegedetineerden. Hoewel één van deze twee medegedetineerden – in tegenstelling tot de informatie in het selectieadvies van 1 november 2016 –
niet meer in de locatie Esserheem verblijft, heeft de inrichting op 16 december 2016 aangegeven dat het niet wenselijk is om klager in de betreffende inrichting te plaatsen vanwege eerdere bedreigingen richting het personeel. Deze personeelsleden
werken
beiden nog in de inrichting.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft op 29 november 2016 aangegeven dat het geweldsincident in 2013 een enorme impact heeft gehad op het personeel. Diverse personeelsleden zijn direct betrokken geweest bij het incident en zijn als getuigen
opgeroepen ter zitting. Naar aanleiding van het beroepschrift is nogmaals contact opgenomen met de p.i. Leeuwarden. De directeur heeft een eventuele plaatsing van klager heroverwogen, gelet op het tijdsverloop. De directeur heeft echter aanbevolen
klager alsnog niet in Leeuwarden te plaatsen, teneinde zorg te dragen voor een ongestoorde tenuitvoerlegging, waarbij sprake kan zijn van een ongestoorde werkrelatie met de gedetineerde. De selectiefunctionaris heeft geen redenen om te twijfelen aan de
inhoud en juistheid van die informatie en meent dat het incident aan een goede samenwerking tussen het personeel en klager in de weg staat.
Door plaatsing in de p.i. Zwolle is voldoende rekening gehouden met klagers belangen. De afstand tussen Groningen en Zwolle is niet onoverkomelijk en uit de informatie van de p.i. Zwolle van 15 december 2016 blijkt dat klager bezoek ontvangt van zijn
partner.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Zwolle is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris maakt de beroepscommissie op dat klager vanwege de sluiting van de gevangeniscapaciteit van de locatie Zoetermeer overgeplaatst moest worden naar een andere inrichting. Wegens bezoektechnische
redenen heeft klager daarbij een voorkeur uitgesproken voor de p.i. Leeuwarden of de locatie Esserheem. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek niet gehonoreerd en heeft klager overgeplaatst naar de p.i. Zwolle.

4.4. Ten aanzien van klagers voorkeur voor overplaatsing naar de locatie Esserheem overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager heeft in de locatie Esserheem verbleven tot hij bij beslissing van 8 juli 2016 is geselecteerd voor de p.i. Lelystad. Aan deze overplaatsing lagen verschillende incidenten ten grondslag, waaronder de mishandeling van een medegedetineerde op 2
juli 2016 en het bedreigen van personeelsleden op 3 juli 2016, waardoor het verblijf in Esserheem volgens de directeur niet langer houdbaar was. Bij uitspraak van 2 november 2016 (RSJ 2 november 2016, 16/2816/GB) heeft de beroepscommissie overwogen dat
elk van de toen vermelde gronden daarvoor afzonderlijk bezien mogelijk als te weinig zwaarwegend zou kunnen worden beoordeeld, maar dat een en ander in samenhang bezien de wens van de directeur van de locatie Esserheem om klager over te doen plaatsen
begrijpelijk maakte. De beslissing om klager over te plaatsen naar de p.i. Lelystad werd derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk geacht.
In de onderhavige situatie heeft de selectiefunctionaris informatie ingewonnen bij de locatie Esserheem en op 16 december 2016 heeft de directeur van voornoemde locatie aangegeven dat het niet wenselijk is om klager naar de locatie Esserheem over te
plaatsen omdat de personeelsleden die betrokken waren bij het incident van 3 juli 2016 nog steeds werkzaam zijn in de inrichting. Gelet op bovenstaande en tevens gelet op het feit dat deze incidenten relatief recentelijk hebben plaatsgevonden, kan de
beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet over te plaatsen naar de locatie Esserheem niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4.5. Ten aanzien van klagers voorkeur voor overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft op 29 november 2016 en na heroverweging op 21 december 2016 aangegeven dat overplaatsing van klager naar voornoemde inrichting niet wenselijk is, gelet op een geweldsincident dat in 2013 heeft plaatsgevonden.
Diverse personeelsleden hebben naar aanleiding van dit incident een getuigenis afgelegd tegen klager, waardoor de werkrelatie is verstoord. De selectiefunctionaris stelt geen redenen te hebben om te twijfelen aan de inhoud en de juistheid van de
informatie. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet over te plaatsen naar de p.i. Leeuwarden niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4.6. Wat betreft de bezoekmogelijkheden overweegt de beroepscommissie dat bezoekproblemen in beginsel inherent zijn aan het ondergaan van detentie en
geen selectiecriterium vormen. Van bijzondere omstandigheden is onvoldoende gebleken.

4.7. Gelet op bovenstaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris om klager over te plaatsen naar de p.i. Zwolle, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 1 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven