nummer: 16/4228/GV
betreft: [klager] datum: 30 januari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.W. Tijkotte, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 december 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden en komt over enkele maanden vrij. Algemeen verlof is mede van belang ter voorbereiding op de terugkeer in de
maatschappij. Klager is veroordeeld voor oplichting. Bewezen is verklaard dat hij slachtoffers gedurende langere tijd heeft ingepalmd en uiteindelijk heeft bewogen tot afgifte van geld en/of goederen. Deze feiten kenden een lange voorbereiding en
klager
zou derhalve binnen de termijn van het algemeen verlof niet dergelijke feiten kunnen plegen. Daarnaast heeft klager afstand gedaan van zijn criminele leven.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 19 april 2017. Uit zijn registratiekaart blijkt dat klager zich meermalen heeft onttrokken aan detentie, waarvan de meest
recente
keer dateert uit 2014-2015. Hoewel klagers einddatum nadert, dienen de risico’s ingeperkt te worden alvorens wordt overgegaan tot het verlenen van vrijheden. De inrichting is verzocht om zo spoedig mogelijk een start te maken met het aanvragen van een
reclasseringsrapport en de geïndiceerde interventies. Indien deze interventies het gewenste effect hebben kan op termijn gekeken worden naar fasering en vrijheden. Gezien de risico’s die aan het verlof verbonden zijn, welke moeilijk te ondervangen zijn
door bijzondere voorwaarden, dient op dit moment het algemeen belang van orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf te prevaleren boven het individuele belang van klager. Inmiddels
wordt in de inrichting de fasering van klager opgestart.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een meldplicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op grond van ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
Uit het reclasseringsadvies van 14 oktober 2016 volgt dat zowel het recidiverisico als het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf maanden wegens gekwalificeerde vermogensdelicten. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 19 april 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn
terugkeer in de maatschappij. Aan de andere kant is er het algemeen belang van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Uit het reclasseringsadvies van 14 oktober 2016 volgt dat sprake is van een delictpatroon met betrekking tot vermogensdelicten zonder geweld en dat sprake is van criminogene factoren,
namelijk
denkpatronen en antisociale gedragingen. Daarnaast heeft de reclassering het risico op onttrekking aan voorwaarden ingeschat als hoog, gelet op diverse onttrekkingen in het verleden, waarbij de meest recente onttrekking dateert uit 2014, gedurende de
deelname aan een penitentiair programma. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigen, ondanks de einddatum
van zijn detentie in april en de positieve adviezen van de directeur en de politie.
Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond van artikel 4, aanhef en onder b. en d., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 30 januari 2017.
secretaris voorzitter