Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0248/GB, 26 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/0248/GB

Betreft: [Klager] datum: 26 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 27 januari 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 15 november 2016 is klager opgeroepen zich op 12 januari 2017 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van negentig dagen gevangenisstraf. Het bezwaarschrift dat hij hiertegen heeft ingediend is bij beslissing van 3 januari
2017
ongegrond verklaard. Naar aanleiding van het beroepschrift dat hij hiertegen heeft ingesteld, is hem bij beslissing van 12 januari 2017 uitstel van zijn melddatum verleend tot 27 januari 2017. Op 12 januari 2017 is klager opgeroepen zich op 27 januari
2017 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van voornoemde gevangenisstraf.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het beroep van klager richt zich tegen de oproep van 12 januari 2017. In de eerste plaats heeft klager verzocht om uitstel in verband met zijn aanpassingsstoornis en het kunnen bijwonen van een gerechtelijke procedure op 8 februari 2017. Het aan klager
bij beslissing van 12 januari 2017 verleende uitstel van zijn melddatum kwam voor hem erg onverwacht. Hij werd hiervan op de hoogte gebracht toen hij onderweg was naar de p.i. Krimpen aan den IJssel om zich te melden voor de tenuitvoerlegging van de
aan
hem opgelegde gevangenisstraf. Klager wenst voorts een gerechtelijke procedure op 8 februari 2017 bij te wonen. Hem is meegedeeld dat het niet mogelijk is een dergelijke procedure op eigen gelegenheid bij te wonen. Voor zover de selectiefunctionaris
stelt dat klager om uitstel heeft verzocht in verband met de gezondheid van zijn echtgenote, betwist klager dit.
Daarnaast heeft klager verzocht om plaatsing in een inrichting met een Extra Zorgvoorziening (EZV) of in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ-instelling), bij voorkeur in de nabijheid van zijn woonplaats. Klager heeft de psychische
aandoeningen waaraan hij lijdt onderbouwd met medische bescheiden. Hij voelt zich door de selectiefunctionaris niet serieus genomen. Volgens klager is het mogelijk dat voorafgaand aan zijn detentie, op grond van de beschikbare informatie, wordt
beoordeeld of de door hem gevraagde plaatsing mogelijk is. Klager heeft op 21 januari 2017 een gratieverzoek ingediend waarin hij verzoekt zijn gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is reeds op 15 november 2016 uitstel van zijn melddatum verleend in verband met de gezondheid van zijn echtgenote en de bruiloft van zijn zoon. Niet is gebleken welke stappen klager sindsdien heeft ondernomen teneinde de benodigde zorg voor zijn
echtgenote te regelen. Een rechtstreekse plaatsing in een EZV of een GGZ-instelling is niet mogelijk. Nadat klager zich in de inrichting heeft gemeld, zal de medische dienst in overleg de inrichtingsarts bezien of een noodzaak bestaat tot plaatsing in
een dergelijke detentievoorziening. Met betrekking tot hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent het bijwonen van een gerechtelijke procedure op 8 februari 2017, merkt de selectiefunctionaris op dat de rechtbank Breda te kennen heeft gegeven zorg te
zullen dragen voor het vervoer hiernaartoe. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel kan daarnaast beslissen klager al dan niet op eigen gelegenheid de procedure te laten bijwonen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager heeft in de eerste plaats om uitstel verzocht in verband met een aanpassingsstoornis die bij hem aanwezig zou zijn. De beroepscommissie constateert dat de door klager overgelegde medische bescheiden, met uitzondering van de medische
verklaring van 5 januari 2017, zodanig zijn gedateerd dat een oordeel omtrent klagers detentiegeschiktheid op basis hiervan niet mogelijk is. De medische verklaring van 5 januari 2017 heeft betrekking op de psychiatrische gesteldheid van klagers
echtgenote, zodat een dergelijk oordeel op basis hiervan evenmin mogelijk is. De beroepscommissie constateert voorts dat een medisch advies van het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) inzake de detentiegeschiktheid van klager thans
ontbreekt.

4.4. Voor zover klager verzoekt om uitstel in verband met de gerechtelijke procedure op 8 februari 2017, overweegt de beroepscommissie dat een detentie, gelet op het bepaalde in artikel 26 Pbw, niet aan het bijwonen van een gerechtelijke procedure
in
de weg staat. De inrichting is verplicht klager daartoe in de gelegenheid te stellen. Uit de door klager overgelegde stukken komt naar voren dat de rechtbank Breda zorg draagt voor het vervoer naar de rechtbank.

4.5. Subsidiair heeft klager verzocht om een rechtstreekse plaatsing in een EZV of een GGZ-instelling. Zoals de selectiefunctionaris terecht heeft opgemerkt, is een dergelijke plaatsing niet mogelijk. Nadat klager zich in de inrichting heeft gemeld,
zal door de medische dienst – in overleg met de inrichtingsarts – worden bezien of plaatsing in een alternatieve detentiemodaliteit geboden is.

4.6. Alles overziende is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat klager voldoende gelegenheid heeft gehad te anticiperen op zijn aankomende detentie. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat een gratieverzoek, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste
lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 1, eerste lid en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1, van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, geen schorsende werking heeft. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven