Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1885/GA, 28 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1885/GA

betreft: [klager] datum: 28 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer, en mw. [...],
stagiaire bij voornoemde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gedurende 16 tot 17 uren boeien van klager tijdens het transport naar en het daaropvolgende verblijf in het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 31 maart 2016 omstreeks 22.30 uur moest klager naar het ziekenhuis vanwege een acute blindedarmontsteking. Omdat er geen personeel op de locatie
beschikbaar was om klager te begeleiden, moest drie kwartier worden gewacht. Klager kreeg alvast morfine toegediend. Hij werd geboeid en per brancard afgevoerd omdat hij niet meer zelfstandig kon lopen. Tijdens de onderzoeken op de spoedeisende hulp
heeft klager onafgebroken de handboeien om gehad; ook tijdens de echo en de CT-scan. Tijdens zijn verblijf in de eenpersoonskamer werden de grepen van de ramen verwijderd, zodat die niet meer konden worden geopend, en verbleven twee begeleiders voor de
deur van de kamer, maar desondanks hield men klager geboeid. Op 1 april 2016 omstreeks 14.30 uur werden de interne medewerkers afgelost door medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en toen mochten de handboeien meteen af. In totaal is
klager 16 tot 17 uren ononderbroken geboeid geweest. Klager heeft meermalen gevraagd of de handboeien af mochten omdat hij pijn had en hij door de handboeien niet op zijn zij kon liggen, maar men gaf aan dat dit niet mogelijk was conform de instructie
van de inrichting en conform het protocol, omdat de begeleiders ongewapend waren. Klagers voorstel om hem met één hand aan het bed te boeien werd inhumaan bevonden.
Dat er redelijkerwijs geen inschatting van het vluchtgevaar kon worden gemaakt is geen rechtvaardiging, want klager was platgespoten met morfine en kon niet eens zelfstandig lopen. Hij kon derhalve op geen enkele wijze een vluchtgevaar realiseren.
Gelet
op het feit dat de ramen niet meer te openen waren en dat er twee begeleiders voor de kamer stonden, was het vluchtgevaar dusdanig ingeperkt dat handboeien onnodig waren. Zelfs al zou de vervoersinstructie ook gelden tijdens het verblijf in het
ziekenhuis, kan er volgens klager op geen enkele wijze invulling aan worden gegeven als gedaan is door de begeleiders. In het protocol is bepaald dat een transportbegeleider handboeien kan aanleggen, hetgeen een discretionaire bevoegdheid betreft. In
deze situatie waren er geen feiten of omstandigheden die het boeien van klager hebben vereist dan wel kunnen rechtvaardigen. Klager voelt zich inhumaan behandeld en vindt dat zijn mensenrechten zijn geschonden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In onderhavige situatie zijn van toepassing de Dienstinstructie bestemd voor het vervoer van justitiabelen door DV&O en de Vervoersinstructie
Intern
Bijstand Team. Klager is onder begeleiding van intern personeel naar het ziekenhuis gebracht. De directeur heeft niet boven tafel kunnen krijgen hoe de aflossing precies gegaan is. Een gedetineerde voor een dergelijk lange periode boeien gedurende een
ziekenhuisopname gebeurt eigenlijk alleen als de gedetineerde erg lastig is. Tenzij er sprake is van gevaar voor eigen leven hoeft een gedetineerde niet geboeid te zijn tijdens een ziekenhuisopname. In onderhavige situatie is dit niet goed gegaan.

3. De beoordeling
In artikel 35, eerste lid, van de Pbw is bepaald: “De directeur is bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;
c. de voorkoming van het zich onttrekken door de gedetineerde aan het op hem uitgeoefende toezicht;
d. de uitvoering van een ingevolge het Wetboek van Strafvordering of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door de officier van justitie of de rechter-commissaris genomen beslissing.”

In artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen is bepaald dat de ambtenaar of medewerker een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing, handboeien kan aanleggen.

Ten aanzien van het transport naar het ziekenhuis overweegt de beroepscommissie dat aan het gebruik van handboeien ten behoeve van het vervoer een individuele afweging ten grondslag dient te liggen, waarbij de directeur per gedetineerde en per
transport
bepaalt welke beperkende maatregelen noodzakelijk zijn. Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klager op 31 maart 2016 omstreeks 22.30 uur is vervoerd naar het ziekenhuis onder begeleiding van intern personeel. Zij waren
ongewapend en niet op de hoogte van klagers achtergrond en om die reden is klager geboeid gedurende het transport. De raadsvrouw heeft – onweersproken – aangevoerd dat voorafgaand aan het vervoer naar het ziekenhuis aan klager morfine was toegediend en
dat hij per brancard afgevoerd moest worden omdat hij niet meer zelfstandig kon lopen. De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken van een individuele belangenafweging en dat onvoldoende is gebleken dat het gebruik van handboeien gedurende het
transport noodzakelijk was met het oog op een of meer van de in artikel 35, eerste lid, van de Pbw genoemde belangen.

Ten aanzien van het verblijf in het ziekenhuis heeft de raadsvrouw – onweersproken – aangevoerd dat klager gedurende de nacht en tot de volgende middag omstreeks 14.30 uur geboeid is geweest, ondanks dat de grepen van de ramen van de kamer waar hij
verbleef verwijderd waren en de kamer bewaakt werd door twee medewerkers. Niet is gebleken van enige afweging met betrekking tot de noodzaak van het voortdurend gebruik van handboeien; zelfs tijdens een echo en CT-scan. De beroepscommissie is van
oordeel dat geenszins is gebleken dat het voortdurend gebruik van handboeien ten aanzien van klager gedurende zijn verblijf in het ziekenhuis noodzakelijk was met het oog op een of meer van de in artikel 35, eerste lid, van de Pbw genoemde belangen.

Gelet op vorengaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 28 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven