Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3166/GA, 3 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3166/GA

betreft: [klager] datum: 3 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. Wever om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 130,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het vervallen van vijf aan klager toegekende extra BZT-momenten, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat vijf aan klager toegekende extra BZT-momenten ten onrechte zijn ingetrokken. Aan klager is een geldelijke tegemoetkoming toegekend, maar hij ziet primair graag
een
tegemoetkoming in de vorm van toekenning van vijf extra BZT-momenten. Mocht dat niet
haalbaar zijn, dan wenst klager subsidiair een hogere tegemoetkoming dan € 30,= per gemist BZT-moment, omdat € 30,- de emotionele lading van het mislopen van een extra BZT-moment niet dekt. Ten slotte wordt aandacht gevraagd voor een kennelijke
verschrijving in de uitspraak van de beklagcommissie. Waar een tegemoetkoming van in totaal € 130,= is toegekend, zal ( 5 x € 30,=) € 150,= zijn bedoeld.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De directeur kan zich niet verenigen met het (alsnog) toekennen van extra BZT-momenten. Hij heeft geen bezwaar tegen een financiële tegemoetkoming. De nu toegekende tegemoetkoming is volgens de directeur
‘zeer royaal’; een hogere tegemoetkoming is naar zijn oordeel niet aangewezen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Zij overweegt daarbij dat in beginsel zo veel mogelijk ‘in natura’ dient te worden gecompenseerd. Waar de beroepscommissie in het onderhavige geval niet is gebleken van
feiten
en omstandigheden die zich verzetten tegen het toekennen van een tegemoetkoming ‘in natura’, is zij van oordeel dat aan klager bij wijze van tegemoetkoming vijf extra BZT-momenten dienen te worden toegekend. Het beroep zal dan ook gegrond worden
verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal voor zover daartegen beroep is ingesteld worden vernietigd en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van vijf extra BZT-momenten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van vijf extra BZT-momenten.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 3 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven