Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2710/GA, 28 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 16/2710/GA

betreft: Klager datum: 28 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 27 juli 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van de p.i. Nieuwegein om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de terugplaatsing van klager naar het basisprogramma.

De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 7,50 toegekend en het beklag materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Het beroep richt zich enkel tot het
formeel gegrond verklaarde deel van de uitspraak van de beklagrechter.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht. Een degradatiebesluit kan pas worden opgemaakt als hieraan een promotiebesluit ten grondslag ligt. Klager heeft nooit een promotiebesluit
ontvangen dat schriftelijk kon worden herzien. De herziening heeft daarom mondeling, maar gemotiveerd en afgewogen, plaatsgevonden. De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden sluit niet uit dat een plaatsing in het
basisprogramma
mondeling kan plaatsvinden. Klager kon er niet van uitgaan dat de plaatsing in het plusprogramma een gangbare plaatsing betrof. Nu klager nooit een promotiebesluit heeft ontvangen, wist hij dat dit niet juist kon zijn. Klager is verteld dat de
plaatsing
in het plusprogramma voortkwam uit de onduidelijkheid over de vraag in welk programma hij geplaatst moest worden. Klager had ook rechtstreeks in het basisprogramma geplaatst kunnen worden.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager is besproken in het multidisciplinair overleg en op 19 april 2016 is teruggeplaatst naar het basisprogramma. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de belangenafweging die ten grondslag ligt
aan de beslissing tot degradatie, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk dient te zijn en schriftelijk te
worden vastgelegd. Dit geldt ongeacht of eerder een promotiebesluit voorhanden is geweest. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 28 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven