Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3690/GV, 22 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3690/GV

betreft: [klager] datum: 22 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft eerder een verzoek ingediend tot incidenteel verlof voor de duur van dertig uren, aan te vangen op 4 oktober 2016. Hij heeft verzocht tijdens het verlof drie afspraken onbegeleid te mogen
bezoeken, te weten een zakelijk gesprek, een gesprek met de curator en een gesprek met de raadsman. De selectiefunctionaris heeft bij beslissing van 30 september 2016 het verzoek gedeeltelijk toegewezen, namelijk voor het bijwonen van het zakelijke
gesprek, onder de voorwaarde van begeleiding door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Met betrekking tot het bijwonen van de twee andere afspraken is het verzoek afgewezen. Tegen voornoemde beslissingen heeft klager beroep ingesteld. Hangende
het
beroep heeft klager opnieuw een aanvraag tot incidenteel verlof ingediend, waarin hij opnieuw heeft verzocht om het onbegeleid mogen bijwonen van een zakelijk gesprek en een afspraak met de curator. Dit betreft een aanvulling op het eerdere verzoek.
Het
verzoek ziet ook op dezelfde afspraken, welke waren verzet naar 25 oktober 2016. De selectiefunctionaris heeft bij beslissing van 21 oktober 2016 het verzoek afgewezen, omdat klager geen belang zou hebben bij het bijwonen van het zakelijke gesprek, nu
hij naast zijn verblijf in detentie geen baan kan hebben en hij onvoldoende zou hebben aangetoond dat de zakelijke belangen reeds voor detentie bestonden. Het verzoek tot het bijwonen van de afspraak met de curator zou onvoldoende zijn onderbouwd.
Klagers raadsvrouw heeft de selectiefunctionaris verzocht de beslissing te heroverwegen, nu de selectiefunctionaris het belang tot het bijwonen van het zakelijke gesprek drie weken eerder nog wel erkende. Bovendien is de selectiefunctionaris uitgegaan
van verkeerde informatie door te overwegen dat klager aanwezig zal zijn bij een bijeenkomst over de opzet en financiering van een project. Nergens in zijn verzoeken heeft klager gesteld dat er sprake is van een dergelijke bijeenkomst. Het betreft een
sollicitatiegesprek. Klager heeft expliciet aangegeven dat hij niets te maken heeft met de financiering van het project en zich enkel zal bezighouden met de marketing. De stukken daartoe zijn overgelegd bij de eerste verlofaanvraag. Het bestaan van de
afspraak, de kans op een baan of het bestaan van de functie is in de eerste beslissing ook nooit in twijfel getrokken. Het belang van het bijwonen van het gesprek is erkend in de beslissing van de selectiefunctionaris van 30 september 2016. Het is niet
duidelijk waarom dit belang volgens de selectiefunctionaris ineens niet meer zou bestaan. Klager dient een ontnemingsvordering te voldoen van € 360.000,=. Hij zal een aanzienlijk bedrag per maand dienen te voldoen na zijn vrijlating. Een goede baan is
derhalve essentieel, maar moeilijk te krijgen. Zodoende is hij nu al actief op zoek, ook met het oog op zijn plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (BBI) per 20 december 2016 en in een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) in maart 2017.
Het
gesprek kan moeilijk telefonisch of in de inrichting worden gevoerd, omdat het een gesprek met meerdere personen betreft en omdat een gesprek in de inrichting niet in positieve zin zal bijdragen aan een succesvolle uitkomst. De omstandigheid dat het
verzoek niet onder de verlofmogelijkheden als bedoeld in artikel 23 tot en met 31 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) valt, maakt niet dat klager niet alsnog in aanmerking komt voor incidenteel verlof, nu genoemde
artikelen geen limitatieve opsomming bevatten.
Voor wat betreft de afspraak met de curator dient klager stukken aan te leveren voor de afhandeling van een faillissement, hetgeen niet kan vanuit de inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor de duur van 30 uren. Op grond van artikel 21, vierde lid, van de Regeling is het in beginsel niet mogelijk om incidenteel
verlof
voor de duur van 30 uren te verlenen. Het verzoek om verlof voor een afspraak met de curator is onvoldoende onderbouwd. Uit niets blijkt van deze afspraak of van de noodzakelijkheid van klagers aanwezigheid buiten de inrichting. De curator kan ook in
de
inrichting worden uitgenodigd voor een gesprek.
Met betrekking tot het verzoek om verlof voor het bijwonen van een zakelijk gesprek is onvoldoende aangetoond dat de zakelijke belangen, namelijk het bespreken van de deelname aan de opzet en financiering van een plan om woonveilige omgevingen voor
vijftigplussers te realiseren, al voor de huidige detentie bestonden. Het bestaan van de afspraken van klager is niet onderbouwd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt met wie klager een afspraak heeft, wat het doel van de afspraak is en dat
de
afspraak daadwerkelijk verplaatst is. Niet kan uit de stukken worden afgeleid dat er sprake is van een professionele afspraak waaraan klager eventueel een baan zou kunnen overhouden. Niet blijkt van het bestaan van de functie in een nieuw project dat
zou aanvangen op 1 januari 2017. Tevens is niet aangetoond dat het noodzakelijk is deze afspraak nu al te laten plaatsvinden zodat klager eventueel vanuit de ZBBI deze functie zou kunnen uitoefenen. Daarnaast is de noodzakelijkheid van klagers
aanwezigheid onvoldoende onderbouwd. De betrokkenen zijn op de hoogte van klagers geschiedenis. Klager heeft niet onderbouwd waarom zij niet naar de inrichting kunnen komen dan wel het gesprek niet op een andere manier kan plaatsvinden. Artikel 31,
eerste lid, van de Regeling biedt de mogelijkheid om incidenteel verlof te verlenen om praktische voorbereidingen te treffen op de invrijheidstelling. Conform het tweede lid van voornoemd artikel wordt dit verlof slechts verleend indien de
invrijheidstelling binnen drie maanden te verwachten valt en de voorbereidingen niet op een andere wijze kunnen worden getroffen. Hiervan is nog geen sprake.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek betreffende onbegeleid verlof voor de duur van dertig uren.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen het verlenen van incidenteel verlof, mits het verlof wordt beperkt tot de duur van acht uren en onder begeleiding van DV&O plaatsvindt.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en negen maanden, met aftrek, wegens overtreding van de Wet Toezicht Effectenverkeer. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 juni 2018.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van het
bepaalde in het tweede lid van voornoemd artikel kan incidenteel verlof onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. In het vierde lid van voornoemd artikel is opgenomen dat bij de bepaling van de duur van het incidenteel verlof in ieder geval rekening
wordt gehouden met de benodigde reistijd en beveiliging. Het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Indien de benodigde reistijd dat niet toelaat eindigt het in ieder geval op de daaropvolgende dag.

Klager heeft in eerste instantie verzocht om onbegeleid incidenteel verlof voor de duur van dertig uren, aan te vangen op 4 oktober 2016, voor het bijwonen van een zakelijk gesprek, een gesprek met de curator en een gesprek met zijn raadsman ter
voorbereiding van een strafzitting. Bij beslissing van 30 september 2016 is het verzoek toegewezen ten aanzien van het bijwonen van het zakelijke gesprek, onder de voorwaarde van begeleiding door DV&O. Voor het overige is het verzoek afgewezen. Bij
uitspraak van 18 november 2016 (RSJ 18 november 2016, 16/3441/GV) heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen voornoemde beslissingen ongegrond verklaard.
Hangende de hiervoor bedoelde beroepsprocedure heeft klager opnieuw een verzoek ingediend tot onbegeleid incidenteel verlof voor de duur van dertig uren, aan te vangen op 25 oktober 2016, voor het bijwonen van het zakelijke gesprek en een gesprek met
de
curator. De beroepscommissie begrijpt dat de afspraken van 4 oktober 2016 zijn verplaatst naar 25 oktober 2016 en dat het derhalve dezelfde afspraken betreft. De Staatssecretaris heeft klagers verzoek bij beslissing van 21 oktober 2016 afgewezen. Tegen
deze beslissing is het onderhavige beroep gericht.

Voor wat betreft het bijwonen van een gesprek met de curator heeft klager aangevoerd dat hij in het kader van een faillissement stukken dient aan te leveren, hetgeen hij niet vanuit detentie kan doen. De beroepscommissie is van oordeel dat de door
klager opgegeven reden voor incidenteel verlof niet kan worden aangemerkt als een zodanige omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager dat hem daarvoor incidenteel verlof moet worden verleend. Voorts is onvoldoende aannemelijk geworden dat er
sprake is van een gebeurtenis waarbij zijn aanwezigheid op dat moment noodzakelijk zou zijn. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Voor wat betreft het bijwonen van het zakelijke gesprek overweegt de beroepscommissie als volgt. De Staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen omdat – kort gezegd – het bestaan van de afspraak onvoldoende is onderbouwd, onvoldoende is aangetoond dat
de zakelijke belangen al voor de huidige detentie bestonden en niet is aangetoond dat het noodzakelijk is de afspraak nu al te laten plaatsvinden. Uit het beroepschrift maakt de beroepscommissie op dat de aan het verzoek ten grondslag liggende stukken
niet bij het onderhavige verzoek zijn gevoegd, omdat, gelet op het eerste verzoek om verlofverlening, verondersteld werd dat deze stukken bij alle partijen bekend waren. Nu het verzoek om verlof voor het bijwonen van het zakelijke gesprek in eerste
instantie
– onder begeleiding – was toegewezen en niet is gebleken van gewijzigde feiten of omstandigheden, acht de beroepscommissie de bestreden beslissing onvoldoende onderbouwd.
De beroepscommissie zal dan ook in zoverre het beroep gegrond verklaren. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van een gesprek met de curator ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van een zakelijk gesprek gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 22 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven