Nummer: 16/4047/GB
Betreft: [Klager] datum: 20 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.G.M. Raafs, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 december 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Ter Peel over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Roermond
ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 27 januari 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Sittard. Op 27 september 2016 is hij overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel. Op 16 november 2016 is klager, in afwachting van zijn
herselectie, in het h.v.b. van de locatie Roermond geplaatst, waarna hij op 18 november 2016 is overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Sittard, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
2.2. Bij uitspraak van 13 december 2016, met nummer 16/4046/SGB, van de voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw, is het schorsingsverzoek van klager, gericht tegen de beslissing van de
selectiefunctionaris
van 16 november 2016, strekkende tot beëindiging van klagers verblijf in een z.b.b.i. en terugplaatsing naar een gesloten inrichting, afgewezen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist dat van de weigeringsgronden genoemd in artikel 4, sub d en g, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) sprake is. Ook ontkent hij dat sprake is van een risico op ongewenste confrontatie met het slachtoffer van
het door hem gepleegde delict, nu laatstgenoemde niet langer woont in het gebied waarop het aan klager opgelegde gebiedsverbod ziet. Dit was reeds het geval ten tijde van klagers plaatsing in de z.b.b.i., zodat het locatieverbod geen doel (meer) treft.
Van een risico als bedoeld in artikel 4, sub g, van de Regeling is in zoverre geen sprake.
Voor zover wordt gesteld dat van gebleken onbetrouwbaarheid ten aanzien van het nakomen van afspraken sprake zou zijn, meent klager dat dit niet het geval is en dat dit ontoereikend is gemotiveerd. Klager heeft weliswaar het gebiedsverbod geschonden,
maar heeft dit toegelicht en dezelfde dag hiervan mededeling gedaan. Van de mededelingen die hij hiervan heeft gedaan heeft hij bewijs overgelegd. Thans is sprake van verscheidene wegwerkzaamheden rondom het gebied waarop het locatieverbod ziet, zodat
veel omleidingen zijn aangebracht. Toen de taxi waarin klager werd vervoerd, vanwege een omleiding door het verboden gebied reed, is klager onmiddellijk uitgestapt en heeft hij te voet het verboden gebied verlaten. Vervolgens heeft hij hiervan
mededeling gedaan. Dat de selectiefunctionaris klagers verklaringen niet geloofwaardig acht, doet hieraan niet af.
Voorts merkt klager op dat men tevreden was over de werkzaamheden die hij gedurende zijn verblijf in de z.b.b.i. verrichtte, dat hij niet in negatieve zin is opgevallen en dat hij goed meedraaide in de groep. Hij zal op korte termijn in vrijheid worden
gesteld.
Namens klager is verzocht om een proceskostenvergoeding, dan wel een financiële tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie Ter Peel heeft geconstateerd dat klager tweemaal het locatieverbod heeft overtreden. De eerste overtreding is afgedaan met een waarschuwing en een aanpassing van de verlofduur. Voor zover klager het locatieverbod ter
discussie stelt, meent de selectiefunctionaris dat dit aan de overtreding hiervan niet afdoet. Vaststaat dat klager zich op 13 november 2016 gedurende twintig minuten midden in het verboden gebied heeft bevonden. Het door klager geschetste verhaal acht
de selectiefunctionaris niet geloofwaardig. Voor zover het verhaal klopt, had klager de taxichauffeur vooraf kunnen informeren over het verboden gebied. Hierbij komt dat klager zijn enkelband niet conform de aanwijzingen heeft opgeladen. De
weigeringsgronden bedoeld in artikel 4, sub d en g, van de Regeling zijn van toepassing.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Sittard is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Vaststaat dat klager het locatieverbod dat als bijzondere voorwaarde was verbonden aan de regimaire verloven in het kader van zijn z.b.b.i.-plaatsing, heeft geschonden. Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat klager gedurende zijn
verlof van 14 oktober 2016 tot 16 oktober 2016 tweemaal de grenzen van het verboden gebied heeft overschreden. De reclassering heeft klager na dit weekendverlof een overzicht waarop het verboden gebied visueel is weergegeven, overhandigd. Gedurende
zijn
verlof van 21 oktober 2016 tot 23 oktober 2016 heeft klager zich wederom meermaals in het verboden gebied begeven. Naar aanleiding van deze overtredingen heeft klager een waarschuwing gekregen en is zijn eerstvolgende verlof met drie uur ingekort. Op
13
november 2016 heeft klager opnieuw het verboden gebied betreden, waar hij gedurende twintig minuten heeft verbleven.
4.4. Daargelaten of klagers weergave van de feiten van de overtreding op 13 november 2016 met de werkelijkheid strookt, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen klager vanuit de z.b.b.i. naar een gesloten
inrichting over te plaatsen. Hierbij is in aanmerking genomen dat de overtreding van 13 november 2016 niet op zichzelf staat, maar dat een patroon van overtredingen van het locatieverbod waarneembaar is. Dat het slachtoffer niet langer in het verboden
gebied zou wonen, doet daaraan niet af.
4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4.6. Ten overvloede en naar aanleiding van klagers verzoek de selectiefunctionaris in de proceskosten te veroordelen, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 20 december 2016.
secretaris voorzitter